Koffie
Een van de redenen dat ik me op de werkvloer zo thuis voel, is dat ik daar niet de enige koffieverslaafde ben; het bekertje vloeibare energie is niet meer weg te denken uit het ziekenhuis. Dat het zwarte goedje uit de automaat eigenlijk naar slootwater smaakt
en de naam koffie niet eens waardig is, maakt daarin geen verschil.
Die bittere noodzaak wordt nergens zo duidelijk als bij chirurgie. Elke ochtend ligt
de verantwoordelijkheid van de cafeïnevoorziening voor de chirurgen bij de co-assistenten. Je hebt de poppen aan het dansen wanneer serieuze zaken misgaan – een patiënt is niet goed voorbereid op een operatie of er is een verkeerd gemarkeerde zijde – maar de pleuris breekt pas écht uit als er om half acht stipt in de overdrachtskamer geen kan slootwater op tafel staat. Als co-assistent leer je zo meteen je plek kennen in de hiërarchie van de chirurgie – een structuur waar alleen bij hoge uitzondering van wordt afgeweken.
Zij had het écht tegen mij, de co-assistent
Die uitzonderingen blijven mij als co-assistent in het geheugen gegrift staan. Zo ook de dag dat ik in gezelschap van een chirurg op de afdeling overleg heb over een patiënt. Terwijl ik in gesprek ben met een verpleegkundige en heel hard mijn best doe om geen domme dingen te zeggen, schuifelt de chirurg wat onrustig met haar voeten. “Ik ga even koffie halen, hoor!”, gooit ze er uiteindelijk uit. En dan, na een korte aarzeling, tegen mij: “Wil jij ook?” Ik kijk nog even over mijn schouder om te zien of háár baas niet toevallig achter me staat. Maar nee, ze had het écht tegen mij, de co-assistent. Ik doe mijn best mijn gezicht in de plooi te houden als ik zeg: “Goh, nou graag, eh, lekker!”
Het is de kracht van koffie, waardoor soms zélfs de chirurgische hiërarchie verbleekt.