‘Wielrennen was altijd al een grote passie’
interview / Kris Van der Mieren is sport- en bondarts bij de Belgische wielerfederatie Belgian Cycling
Kris Van der Mieren (57) is sportarts en bondsarts bij de Belgische wielerfederatie Belgian Cycling. Zelf is hij ook al van jongs af aan een gepassioneerd wielrenner. Het plotselinge overlijden van een jeugdvriend na een wielerwedstrijd maakte enorme indruk en zette hem ertoe aan zich als sportarts te richten op het voorkomen van plotselinge dood in de sport.
Zijn vriend was een toptalent, vertelt Van der Mieren. Hij stierf als gevolg van een onopgemerkte hartafwijking. Er was toen nog geen sprake van hartscreening in de sport, dus werden veel afwijkingen en aandoeningen over het hoofd gezien. Toen zijn vriend stierf, studeerde Van der Mieren al geneeskunde. Het incident liet hem niet meer los. “Vanaf dat moment nam ik me voor me in te zetten om zulke overlijdens te voorkomen. Tegenwoordig moeten alle Belgische renners elk jaar een verplichte screening ondergaan. Wat de ecg-interpretatie betreft, reiken sportcardiologen ons handige tools aan, de opvolgers van de zogeheten Seattle-criteria.”
De afgelopen jaren heeft Van der Mieren bij een aantal renners een hartspierontsteking vastgesteld. “Ik vermoed dat dat eerder te maken had met COVID zelf dan met de vaccins ertegen, maar zeker weten we dat niet. Wel is bekend dat het virus de hartspier aan kan tasten. Alles tegen elkaar afwegende ben ik voorstander van het vaccineren van sporters. Myocarditis kan zeer ernstig zijn. Eén van die jongens is heel ziek geweest en lag zelfs in coma. Een ander belandde ook op de ic. Het heeft veel impact op die jonge gasten van rond de 16 jaar. We trainen de renners nu op het herkennen van tekenen bij zichzelf. Ze moeten er alert op zijn en zéker goed uitzieken na een virale infectie.”
Dat is nog best lastig, want sommige renners melden signalen en (virus)klachten niet, uit angst niet mee te mogen doen met een belangrijke wedstrijd. Van der Mieren: “Ik heb meegemaakt dat jongens die ik had afgekeurd, naar een collega gingen die minder streng was en van deze wel toestemming kregen om te fietsen. Dat moeten we voorkomen, want renners zijn zich lang niet altijd bewust van de mogelijke gevolgen.”
‘Renners melden hun klachten niet altijd, dat moeten we echt voorkomen’
Hij wijst erop dat bij Belgian Cycling alle coaches, alle paramedische medewerkers en alle mecaniciens op de hoogte zijn van het basic life protocol en moeten kunnen reanimeren en defibrilleren. “De insteek is dat er altijd iemand in de buurt is die de nodige zorg kan geven en een inschatting kan maken van de ernst van de zaak.”
Spanning
Van der Mieren blijft zeker tot zijn pensioen sportarts. Hoewel het hem soms ook wel zwaar valt. Hij werkt net als de renners op topniveau en bij (inter)nationale wedstrijden komt altijd veel spanning kijken met betrekking tot plotselinge klachten, aandoeningen of valpartijen. Van der Mieren: “En met COVID hadden we het extra druk. Als ik van een WK thuiskom, dan moet ik wel echt een weekje bijkomen.” Binnen het team wordt overigens uitstekend samengewerkt, stelt hij. “Dat is een eerste vereiste: goede samenwerking en onderling vertrouwen.”
Zelf heeft Van der Mieren ook meerdere keren de dood in de ogen gekeken. Bijvoorbeeld toen hij als motorrijder een keer in de flank werd geraakt door een auto die met hoge snelheid een rood verkeerslicht negeerde. “Ik werd letterlijk gekatapulteerd en mijn motor, een oldtimer van 350 kilo, lag tientallen meters verder. Het was een ernstig ongeval. Ik had diverse breuken, maar had het tenminste overleefd. Een wonder, zeker als je weet dat die auto na de botsing nog twee keer over de kop ging.”
‘Ik ben 28 jaar lang met veel plezier ook huisarts geweest’
Wielrennen blijft zijn grote passie. Geboren in de Vlaamse Kempen is die sport hem met de spreekwoordelijke paplepel ingegoten. “In mijn familie spraken we dagelijks over de wielersport. Mijn vader was voorzitter van het plaatselijke wielerteam. Er was bij wijze van spreken niks anders. Het is zelfs zo dat ik dankzij wielrennen geneeskunde ben gaan studeren. Als jonge renner kwam ik namelijk bij een sportarts en toen dacht ik: wat die man doet, lijkt me wel leuk. Ik ben 28 jaar lang met veel plezier ook huisarts geweest, maar nu doe ik alleen nog sportgeneeskunde.”
Als tiener was hij ook graag boer geworden, zoals zijn grootouders. Zelfs toen hij al arts was heeft hij nog een boerderijhoeve gerenoveerd en allerhande kleinvee gehad, naast enkele tractoren. Maar door tijdgebrek is dat allemaal gestopt. “Ook dat deed ik met passie”, zegt hij. “Maar mijn vrouw en kinderen zijn uiteindelijk mijn grootste passie.”
Professioneel renner is hij nooit geworden. Misschien kwam dat wel door zijn ongeduldige aard. “Ja, ik ben nogal ongeduldig en ik heb veel energie. Je zou het ADHD kunnen noemen, maar ik hou niet van stempels. Het komt te vaak voor dat normaal menselijk gedrag gepathologiseerd wordt. In ieder geval miste ik vroeger focus en geduld. Dat kun je jezelf wel aanleren. Ik heb dus geleerd te focussen. Uiterst belangrijk voor allerlei zaken in het leven. Focus maakt het verschil tussen de top bereiken of niet. En door me te focussen heb ik uiteindelijk toch geleerd geduld te oefenen.”
Weefselleer
De sportarts heeft zich in de geneeskunde vooral verdiept in de weefselleer, in het bijzonder kraakbeenpathologie en bindweefselaandoeningen. “Ik wil graag weten hoe het zit en hoe bepaalde klachten veroorzaakt worden. Bijvoorbeeld de overbelasting van een pees. Dan vraag ik me altijd af hoe dat komt. Hoe zitten die vezels? Wat zijn de trekkrachten op andere vezels rondom, in welke fase verkeren die vezels en hoe kunnen we die beïnvloeden? Heb ik altijd razend interessant gevonden. Ook bij andere zaken.
Als ik een biefstuk zou klaarmaken, dan zou ik er alles over willen weten. Van welke koe is die biefstuk? In welke wei heeft zij gestaan? Hoe oud is zij, wat heeft ze allemaal gegeten? Zo bedrijf ik ook sportgeneeskunde. Terug naar de basis, zaken uitzoeken tot op moleculair niveau, verbanden zoeken. Alleen op die wijze kunnen we het normale en pathologische gedrag van weefsels leren begrijpen.”