Laatste brief aan Peter

In memoriam Peter van der Ven

Beste Peter,

Sta mij toe om jou nog eenmaal aan te schrijven. Ik weet het: je bent van ons heengegaan maar op de een of andere wijze nog zo dichtbij, dat het mij niet lukt om óver jou te schrijven. Wij hebben met veel familie, vrienden, kennissen en voormalige patiënten afscheid van jou genomen. Maar in mijn beleving is juist het omgekeerde het geval: jij hebt voor altijd afscheid genomen, maar jouw geruststellende stem blijft in mij doorklinken. Ook nu is het alsof je tegen mij spreekt. Doodgaan beschouw ik als vorm van gaan en dat is iets anders dan een doodlopende weg.

‘Niet klagen maar dragen’ was het levensmotto van jouw moeder. Daar moet je echter als huisarts niet bij patiënten mee aankomen. Dat deed jij ook niet. Iedereen werd door jou serieus genomen. Voor veel patiënten bleef jij ook na jouw pensioen een klankbord en baken van vertrouwen. In een dorp kan een dokter zich ook na zijn pensioen niet hullen in anonimiteit. Iedereen kon rekenen op compassie. Daarentegen hield je alles wat jouzelf overkwam het liefst zoveel mogelijk voor jezelf. In dat opzicht deelde je het levensmotto van jouw moeder.

We moeten elkaar ooit ontmoet hebben tijdens een bijscholing. Volgens mij heb ik jou nooit verteld dat Mia en ik een praktijk vlak bij jou hadden kunnen kopen? Die was gevestigd in een voormalig koetshuis naast een oude imposante dokterswoning. Daar konden wel drie of vier gezinnen in wonen. Van ons werd verwacht dat wij alles zouden overnemen. Voor deze koppelverkoop moest je wel beschikken over een groot eigen vermogen. Maar al waren Mia en ik miljonair dan nog – sorry Peter – piekerden wij er niet over om ons hier te vestigen.

‘Niet klagen maar dragen was het levensmotto van jouw moeder’

Als huisarts ben je dokter voor jouw patiënten maar ook collega voor jouw collegae. Jarenlang schreef jij voor een krant informatieve medische columns die ook zijn gebundeld. Schrijvende dokters roepen niet zelden weerstand bij collegae op. Daarbij komt dat je bij het vermoeden van een medische fout partij koos voor de patiënt, wat jou niet in dank werd afgenomen. Toen je zelf ging dokteren en patiënt werd, bleef je jouw behandelaars trouw met ‘collega’ aanspreken en zo stelde jij jezelf ook op. Dat is heel dapper. Ik heb dat nooit gedaan en durf dat nog steeds niet.

Bij dokters zoals jij zit zorg voor medemensen in het DNA. Na jouw pensioen heb jij je met onverminderde kracht ingezet voor Caritas Roemenië. Hoeveel duizenden of misschien wel tienduizenden kilo’s aan onder meer medische apparatuur zijn door jouw handen gegleden? Zelfs toen jouw conditie afnam en jouw gezondheid minder werd, bleef jij je hiervoor inzetten. Wonderlijk genoeg bleef je ook nog op andere gebieden actief. Maar het allerbelangrijkste was en bleef de intensieve zorg voor jouw gezin en de betrokkenheid tot jouw familie.

Plots ging het veel minder. De manier waarop jij door collegae werd behandeld, kwam op mij soms over als een potje schaak, waarbij alle stukken een eigen koers volgden. Van A werd je naar B en van B naar C gestuurd, waarna C het toch maar weer beter vond dat je terugging naar A. Wat A constateerde, werd door B tegengesproken, terwijl C weer met een andere visie kwam. Kortom: niemand leek precies te weten wat jij mankeerde. Wonderlijk genoeg sprak je hierover met mij alsof het om iemand anders ging. Jouw stemming veranderde nauwelijks.

Ik was jarenlang gewend dat jij mij over alles tot in details informeerde. Van telefoongesprekken ging je over op mails en die werden steeds korter. ‘De situatie is uiterst kritiek en onzeker,’ stond in jouw laatste bericht. Bij mij gingen de alarmbellen rinkelen. Nooit eerder heb ik in een mail afscheid van een dierbaar iemand genomen. Maar de situatie was toen dusdanig dat het niet anders kon. Beste Peter, we hebben elkaar dingen toevertrouwd waarvan vrijwel zeker niemand weet heeft. Die heb je meegenomen in jouw graf. Ik verzeker je dat ik hetzelfde zal doen.

Ignace

Delen