Lagere tarieven?

“Zo Peter, eindelijk goed nieuws uit Den Haag, hè?!” In een periode dat over een verlaging van belastingtarieven wordt gesproken, is dat een regelmatig passerende uitspraak op verjaardagen. En nu aangekondigd is dat de tarieven in de inkomstenbelasting vanaf 2021 verlaagd zullen gaan worden, lijkt het wel feest.

Lijkt, want als we de voorstellen nader bestuderen, is het niet allemaal feest wat we te lezen krijgen. Een aantal nuanceringen. Ten eerste heeft u kunnen lezen dat de aftrek van de hypotheekrente versneld beperkt wordt tot het basistarief van 37 procent, een verschil dus van 12,5 procent met het tarief dat u vanaf een belastbaar inkomen van € 68.600,- mag afrekenen.

Ditzelfde geldt voor alle overige aftrekposten; deze kunt u dus ook slechts aftrekken tegen het basistarief van 37 procent. Inmiddels is er discussie over de aftrekposten die hieronder vallen, maar zaken als partneralimentatie, zorgkosten, giften en uw mkb-winstvrijstelling lijken hier vooralsnog bij te horen. Zie daar, weer een verhoging van het effectieve belastingtarief.

Zie daar, weer een verhoging van het effectieve belastingtarief

Ook goed om te weten is dat de zogenaamde aanrechtsubsidie, de algemene heffingskorting voor partners zonder inkomen, vanaf 2023 niet meer bestaat. En dan is er nog de tariefdiscussie over het vermogen in box 3. De grondslag waarover u deze belasting betaalt, is weliswaar aangepast naar drie categorieën, afhankelijk van de hoogte van het vermogen, maar het systeem van een fictief rendement dat wordt belast, bestaat nog steeds en is zeker niet onbesproken. Er wordt inmiddels zelfs over een fictieve rendementsheffing in de bv-sfeer gesproken omdat het huidige systeem een kapitaalverschuiving richting bv zou kunnen stimuleren.

Kortom, juicht u niet te vroeg bij alle tariefsverlagingen in. Effectief valt het tegen en in enkele gevallen betekent het zelfs een stijging van het tarief!

Delen