Landgenoten

Vorig jaar rond deze tijd schreef ik over thrillers en speelfilms uit Denemarken, het land waar ik toen voor de tot dan toe elfde keer op vakantie was. Intussen staat die teller op dertien, en neem ik de gelegenheid te baat om nog iets toe te voegen over het karakter van de Denen niet in fictie maar in wérkelijkheid.

Dit zou een lang verhaal kunnen worden, met allerlei sociologische en psychologische observaties. Over de relatief ontspannen, levensgenieterige mentaliteit van de doorsnee Deen, in de hand gewerkt door een combinatie van grote welvaart en onwaarschijnlijk veelomvattende verzorgingsstaat. Over de zelfverzekerde levenshouding van Deense vrouwen, die voor een flink deel helpt verklaren waardoor de Denen het gemiddeld gelukkigste volk ter wereld zijn. En over vreemde paradoxen, bijvoorbeeld de combinatie van wijdverbreide intensieve dierhouderij met ecologisch verantwoorde nationale prioriteiten zoals het hoge aandeel duurzame energie. En zoals de combinatie van aan de ene kant die grote welvaart, en aan de andere kant de relatieve bescheidenheid van het privé-wagenpark, op punten als prijsklasse en bouwjaar, en het voor ons toch bizarre gegeven dat als je een grote Deense supermarkt binnenloopt, ook in de zomer bij dertig graden, je vaak tot je onthutsing moet vaststellen dat ze daar geen airco hebben.

Maar om dit verhaal toch redelijk kort te houden, deze uitstekende samenvatting uit de Trotter-reisgids voor Denemarken: “De Denen zijn een ontspannen volk, dat veel belang hecht aan beleefdheid, respect en bescheidenheid. Ze zijn ook het zuidelijkste volk van Scandinavië en dus altijd wel in voor een feestje.”

Maar zelfs in dit gezegende land is het leven niet altijd een feest. En dit was zeker niet het geval van 9 april 1940, toen de Duitsers Denemarken binnenvielen, tot 5 mei 1945, de dag dat ook Denemarken weer vrij werd. De afgelopen weken las ik hierover het internationaal goed ontvangen boek dat hoofdredacteur Bo Lidegaard van Politiken, zeg maar de Deense Volkskrant, hierover vorige jaar publiceerde onder de titel Landsmaend. Ik las de Engelstalige versie, Countrymen, maar het is ook in het Nederlands vertaald, als Landgenoten.

Countrymen gaat over maar één onderwerp: het lot van de Deense joden. Over beter, in lijn met de rode draad door Lidegaards boek: het lot van de joodse Denen. Bijna achtduizend in getal, overleefden die bijna allemaal de Tweede Wereldoorlog en de bezetting, doordat ze tijdig, en met onvoorwaardelijke steun en hulp van de kant van hun niet-joodse medeburgers, over zee een veilig heenkomen konden vinden in het neutrale Zweden.

Hoe dit precies kon gebeuren, legt Bo Lidegaard omstandig uit. Het is een complex verhaal, vol mistigheden en tegenstrijdigheid die ook nu nog voor een deel niet opgehelderd zijn, laat staan dat de Denen zelf indertijd een helder beeld hadden van hoe de situatie nou precies was. Zeker is wel, dat die redding en evacuatie mede mogelijk was doordat de Duitsers, ook toen eenmaal, in oktober 1943, in Berlijn officieel was besloten om alle Deense joden op te pakken en te deporteren, op lokaal niveau nauwelijks iets deden om dit plan ook echt uit te voeren. Ze keken stelselmatig de andere kant uit, en het plan was ook al van tevoren naar de Denen toe gelekt.

Die bijzondere houding van de Duitsers, zo totaal anders dan in andere bezette landen, denk alleen maar aan Nederland, werd ingegeven door pragmatisme. Door in Denemarken een relatief mild bezettingsregime te handhaven, waren daar maar weinig Duitse troepen en middelen nodig, in een periode waarin die elders steeds harder nodig waren tegen te oprukkende geallieerden. Maar tegelijk wisten de Duitsers één ding heel zeker: dat de relatief rustige, deels zelfs coöperatieve houding van de Deense bevolking waar ze zelf zo veel baat bij hadden, in één klap verleden tijd zou zijn bij een serieuze actie tegen de Deense joden.

Dat is de échte rode draad in dit verhaal: dat van een Deens volkskarakter, en van een Deense opvatting van nationale identiteit en trots, waarin waarden als fatsoen, beschaving, humaniteit, menselijke (gelijk)waardigheid en het primaat van de rechtsstaat, onwrikbaar centraal stonden. Binnen die visie waren de Deense joden simpelweg lándgenoten, zonder enige verdere kwalificatie, en van onschuldige landgenoten blijf je af.

En hoe (over)idealiserend dit beeld van het Deense volkskarakter ook voor ons niet-Denen mag lijken, het boek van Bo Lidegaard draagt meer dan genoeg feitelijke onderbouwing aan om je hiervan te laten overtuigen. Toen het er echt op aan kwam, stonden de Denen pal voor hun bedreigde medeburgers. Zelf waren ze op dat moment nog onwetend van de halfhartigheid van de Duitse operatie, en toonden dus veel burgermoed. En dit gold niet alleen voor de ‘gewone burger’, in de stad en op het platteland, maar ook bijna zonder uitzondering voor de leden van de nationale elite in domeinen als politiek, ambtenarij, zakenwereld, (lutherse) kerk – en niet te vergeten het koningshuis.

Een extra vermelding hierbij verdient, in de woorden van Bo Lidegaard, de Deense medische wereld. “Most Copenhagen hospitals served as collection centers, and many practitioners were involved in the rescue work.” Veel joden werden in ambulances verborgen vervoerd naar inscheeplokaties aan de kust. En voor de minder welgestelde joden, met relatief weinig maatschappelijk ‘connecties’, was het vaak de huisarts die het eerste contact legde met ziekenhuizen en hulpactie-groepen.

Ook de al genoemde Trotter-gids maakt melding van dit aspect: “Ziekenhuizen en klinieken in Kopenhagen ‘ontsloegen’ alle patiënten met een Joodse naam en schreven hen opnieuw in onder een andere naam, zonder dat de patiënten hun bed zelfs hoefden te verlaten … Sommige klinieken namen zelfs hele Joodse families in blakende gezondheid op. Van de ene dag op de andere transformeerden ze zich van kliniek naar overgangskamp voor honderden mensen, die ze voorzagen van levensmiddelen en geld voordat ze hen het pad naar de verzetsbewegingen toonden. Resultaat: van de 7800 Deense Joden werden er slechts 481 gedeporteerd.”

Ook om het lot van die laatsten bleven leidende kringen in de Deense samenleving zich actief en vasthoudend bekommeren, door bij de Duitsers aan te dringen op een zo goed mogelijke behandeling. Uiteindelijk stierven in Duitse kampen 52 Deense joden.

Delen