Lekker lastig doen

Al jaren heb ik suiker en al die jaren dient eens per kwartaal bloedonderzoek en onderzoek van de urine te worden gedaan. De prikdienst is overgegaan op een nieuw systeem. Ik krijg keurig per mail een aanvraagformulier dat al volledig is ingevuld. Met een discreet verpakt potje urine en het uitgeprinte formulier meld ik mij bij de medewerkster van de prikdienst die elke ochtend op het gezondheidscentrum komt.

Het begint direct al met een drama! Bij het printen zijn de namen van de aanvrager – mijn huisarts – en mij weggevallen. Hoe moet dat nu? Het scheelt weinig of ik kan vertrekken. Maar gelukkig heb ik mijn verzekeringspasje en rijbewijs bij de hand. Daarmee moet het invullen van mijn naam geen probleem zijn. Ik vertel wie mijn huisarts is. Maar blijkbaar kom ik onbetrouwbaar over. De dame van de prikdienst loopt zwijgend de kamer uit en komt na drie minuten terug met een nieuw formulier waarop keurig beide namen staan geprint.

Ik lever het potje met urine in. “Wat moet ik daarmee?”, vraagt de vrouw. Ik leg uit dat de urine wordt onderzocht in het kader van de reguliere suikercontrole. “Dat staat niet op het formulier,” merkt ze pinnig op. Gelukkig heb ik een kopie meegenomen van het aanvraagformulier dat jarenlang werd gebruikt. De prik-juf werpt er even een blik op en schuift het dan weg. “Daar doe ik niets mee”, zegt ze geïrriteerd. Mijn suggestie om één deur verder de doktersassistente te vragen of het onderzoek van de urine kan worden toegevoegd aan het formulier, is haar net te veel. “Doe dat straks zelf maar!”

“Doe dat straks zelf maar!”

De doktersassistente zit achter een glazen wand te dagdromen. Wanneer zij in de gaten krijgt dat er iemand voor haar staat schrikt ze. Het ruitje dat ons scheidt gaat open maar ze is nog niet helemaal wakker. Helaas lijkt ook deze dame vandaag niet goed gemutst. Voordat ik de kwestie durf aan te roeren, probeer ik met een babbeltje de sfeer wat te veraangenamen. Wanneer het moment rijp lijkt, steek ik voorzichtig van wal.

“Ik kom mijn urine afleveren in het kader van de suikercontrole maar op de een of andere wijze is de aanvraag voor onderzoek hiervan niet op het formulier gekomen.”

“Daar kan ik niets aan doen.”
“Al jaren wordt mijn urine regelmatig gecontroleerd. Dat kunt u toch in mijn medisch dossier nakijken.”
“Maar ik mag niet zomaar een onderzoek op dat formulier bijplaatsen.”
“Zou u dan de huisarts om toestemming willen vragen?”
“Die is een week met vakantie.”
“En is er een waarnemer aan wie u om toestemming zou kunnen vragen?”
“Ja, maar die spreek ik pas na elf uur.”
“Dat is prima want het potje met de urine staat al bij de dame van de prikdienst.”
“Maar om elf uur is zij weg.”
“Dan kunt u toch achteraf wel doorgeven of de waarnemer toestemming geeft voor onderzoek van de urine.”
“Wanneer is de urine voor het laatst onderzocht?”

Ik hoef niets meer te zeggen. De assistente grist het antwoord van het scherm:”Oh, pas een half jaar geleden maar dan is dat onderzoek helemaal niet nodig. ”
“Misschien wilt u zo vriendelijk zijn om toch de waarnemer om toestemming te vragen.”

De assistente kijkt me met glazige ogen aan. Ze is moe en baalt.Het wordt geen ja en geen nee maar “gaat u maar, goedendag”!

Hier valt geen winst meer te behalen en valt elk woord verkeerd. Ik vertrek, nee, ik blaas de aftocht. Mijn ogen worden vochtig. Ik snap er niets van. Of de urine wel of niet wordt onderzocht zal over een week wel blijken wanneer ik mag bellen voor de uitslagen. Maar eigenlijk kan het mij geen donder meer schelen.

Delen