Leren van de diëtisten

Leren van de diëtisten is een terechte aanbeveling aan disciplines die hun domein proberen te beschermen. Waarom? Daarvoor blik ik terug op een voor diëtisten enerverend jaar. Dat begon met grote vrees voor hun positie en inkomen door een beperking in het basispakket voor vergoeding van dieetadvies. Een kort geding om minister Schippers te dwingen het basispakket aan te passen ten gunste van de diëtisten werd kansloos verloren, maar had indirect toch succes. Een schot in de roos was het onderzoek naar de toegevoegde waarde van dieetadvisering door een diëtist. Domeinbescherming omdat het toegevoegde waarde heeft!

In het basispakket was de vergoeding van dieetadvisering, ‘zoals diëtisten die plegen te bieden’ al beperkt tot een maximum van vier behandeluren per kalenderjaar. Voor 2012 werd er nog eens de voorwaarde aan toegevoegd dat de dieetadvisering onderdeel moet zijn van ‘de gecoördineerde, multidisciplinaire zorg aan een verzekerde’ die lijdt aan diabetes of COPD of een cardiovasculair risico heeft.

In de praktijk leidde dat er toe dat veel huisartsenzorggroepen voor het dieetadvies niet de diëtist maar hun eigen praktijkondersteuner inschakelden. Deze huisartsenzorggroepen negeerden het belang van de diëtist en hun patiënt; sommigen zelfs met enige arrogantie. Zorgverzekeraars wezen diëtisten eveneens de deur met een verwijzing naar de politiek en de huisartsenzorggroepen. De omzet van veel diëtisten daalde dan ook fors.

Reden voor de Nederlandse Vereniging van Diëtisten om via de rechter in kort geding minister Schippers te dwingen om in te grijpen. De rechter weigerde terecht, want het zorgstelsel is zo ingericht dat de politiek gaat over de inhoud van het basispakket en dat het er niet om gaat wie wat doet, maar wat er geleverd wordt. Wel leidde de uitspraak van de rechter ertoe dat het College voor zorgverzekeringen (CVZ) per 1 augustus 2012 een ruimere interpretatie gaf van de aanspraak in het basispakket op dieetadvies. De diëtist is sindsdien niet meer afhankelijk van een huisartsenzorggroep, maar simpelweg van een verwijzende huisarts. Indirect had het inschakelen van de rechter wel degelijk succes. Het CVZ beperkte zo de macht van de huisartsenzorggroepen en tikte impliciet zorgverzekeraars op de vingers voor het onvoldoende nemen van hun verantwoordelijkheid.

Maar belangrijker voor de (toekomstige) positie van de diëtist was het onderzoek dat het economisch onderzoeksbureau SEO verrichtte naar de toegevoegde waarde van dieetadvisering door een diëtist. Uit dat onderzoek blijkt dat behandeling door de diëtist ‘verschillende maatschappelijke baten’ heeft. Het onderzoeksbureau stelt dat voor elke euro die wordt besteed aan dieetadvisering de maatschappij netto € 16,- tot € 65,- terugkrijgt in gezondheidswinst, besparingen op zorgkosten en productiviteitswinst van de patiënt; een winst van € 0,6 tot € 2,4 miljard in vijf jaar. Zorgverzekeraars toonden zich verrast. Intussen is er een Zorgmodule Voeding opgesteld, ter aanvulling op de zorgstandaarden diabetes, COPD en CVRM.

Een groot succes voor de diëtisten! Hun positie lijkt te zijn verstevigd. Daar kunnen andere disciplines van leren. Fysiotherapeuten om aannemelijk te maken dat zij patiënten onnodige operaties kunnen besparen en de samenleving zorgkosten. Verloskundigen om hún toegevoegde waarde voor de zwangere én de samenleving te bewijzen. Medisch specialisten om bij de verschuiving van basisziekenhuiszorg naar de eerste lijn aannemelijk te maken dat zij een belangrijk deel van die zorg moeten blijven leveren, zij het in een andere, goedkopere setting. Of huisartsen, om die zorg te claimen. Geen domeinbescherming om baan en inkomen te behouden, maar om kwaliteit en toegevoegde waarde te dienen.

Delen