Lief
‘Tot vanavond,’ zeg ik tegen mijn lief, voordat ik naar het ziekenhuis vertrek. ‘Ik zal wel koken.’ Lief draait zich nog eens om in bed, pikt mijn kussen in.
Gisteren was het druk op de afdeling. Veel ontslagen, een nieuwe opname. Toen ik om zeven uur ’s avonds nog steeds bezig was met het schrijven van ontslagbrieven, hield ik het maar voor gezien. Mijn lief zat immers al een uur thuis te wachten met een romantisch dinertje.
Vandaag maak ik een strakke planning, zodat ik op tijd naar huis kan: eerst visite, dan onderzoeken inplannen, statussen op orde brengen en tenslotte zorgen dat mijn ontslagbrieven geschreven zijn. En het lijkt erop dat het lukt.
Iets na vieren – nog vijftig minuten om mijn statussen te schrijven en die brief van gisteren af te maken – vraagt de verpleegkundige of ik langs de moeder van B. wil lopen. Ze maakt zich zorgen, omdat haar zoontje zo slecht drinkt.
Als ik één ding heb geleerd in de kindergeneeskunde, dan is het dat je altíjd moet opletten als een moeder ongerust is. Maar het is vrijdagmiddag en ik wil op tijd naar huis. Ik heb wat goed te maken met mijn lief.
Ik loop snel even langs, vertel de moeder dat haar kindje verkouden is, dat het ‘normaal’ is dat hij dan wat slechter drinkt. Omdat ze er nog steeds niet gerust op is (en ik heb nog veertig minuten voor de rest van mijn werk), kijk ik het kindje ook even na. Een tevreden slapende zuigeling, op het eerste gezicht. Een tweede blik en dan weet ik het niet zo zeker meer. Het kindje is wel érg slaperig.
Nog dertig minuten. Ik haal de kinderarts erbij. Zij vertrouwt het ook niet, dus alles uit de kast: uitgebreid lab, urinesediment en een lumbaal punctie. En, omdat het kindje bij navraag ook raar bewogen zou hebben met de armpjes, ook maar een EEG. Als het tijd is voor de overdracht, ben ik nog steeds bezig alle aanvragen te schrijven.
Tegen half acht ga ik op weg naar huis. Aan die ontslagbrief ben ik niet eens meer toegekomen.
En pas dan herinner ik me mijn belofte van die ochtend. In paniek bel ik naar huis. Daar zit mijn lief, die natuurlijk allang gekookt heeft. ‘Ik weet toch dat je het druk hebt.’
Mijn arme lief. Dit was vast niet wat hij in gedachten had, toen hij zei dat hij met een knappe dokter wilde trouwen…