Managertje-pesten

Bij Abvakabo zijn ze boos. Uit een onderzoek door deze FNV-bond voor werknemers in de (semi)publieke sector, blijkt dat een deel van extra geld dat in de ouderenzorg was uitgetrokken voor ‘extra handen aan het bed’, is besteed aan management en software. Meteen ook een boze reactie vanuit de politiek: van de oppositie, waar de PVV zich ‘woedend’ toonde en ook SP en 50Plus van zich lieten horen; maar ook van regeringspartij PvdA, waar een Tweede Kamerlid liet weten dat ‘zorggeld naar de zorg moet gaan’.

Die laatste slogan spreekt boekdelen: geld dat besteed wordt aan management, komt dus niet terecht bij ‘de zorg’. Dit soort retoriek is op zijn best naïef en onjuist, en op zijn slechtst misleidend en gevaarlijk.

Iedereen die als burger regelmatig te maken krijgt met Abvakaboleden, in een zorginstelling, aan een overheidsloket, in de tram of bus, weet hoe veel hierbij fout kan gaan. Dat je eindeloos lang moet wachten tot je wordt geholpen door mensen die het duidelijk helemaal niet druk hebben. Dat je onbehoorlijk wordt bejegend. Of dat je gewoon helemaal níet, of niet goed, wordt geholpen.

Natuurlijk is dit geen regel. Maar veel te vaak gaat het toch mis; en dan ligt de oplossing niet in ‘meer mensen op de werkvloer’, maar in een betere taakuitvoering door de mensen die daar al zijn. Maar zo’n verandering komt nooit vanzelf, en vergt sturing en controle.

In de gezondheidszorg leeft een ‘anti-management-ethos’ niet alleen onder verplegers en verzorgers. Binnen ieder groot ziekenhuis vind je wel dokters die vinden dat juist zijzelf een beroepsgroep vormen met een dermate sterk innerlijk kompas, van professionele standaarden en ethiek, dat ‘aansturing’ helemaal niet nodig is. Alsof een arts zich door een niet-arts moet laten zeggen hoe hij wel of niet zijn werk moet doen!

Punt is: dat moet soms wel degelijk. Zeker in grote instellingen wordt de zorg steeds complexer, en wordt de kwaliteit van samenwerking en overdracht steeds bepalender voor het verschil tussen een goed of slecht resultaat. En ook dit komt meestal niet vanzelf, en vergt afstemming, coördinatie, aansturing. En de enigen die hiervoor kunnen zorgen, zijn die veelbeschimpte bestuurders.

Pas nog las ik in een commentaar dat zorgbestuurders, anders dan medisch specialisten, als beroepsgroep ‘iets uit te leggen’ hebben: “want waarin blinken zij eigenlijk uit, dat verder niemand kan?” Die vraag was om te beginnen niet adequaat geformuleerd. Natuurlijk blinkt niet iedere zorgbestuurder uit, evenmin als iedere specialist. Een betere vraag luidt: in welk van die twee professies is het moeilijker om uit te blinken, of om op zijn minst met goed resultaat te functioneren?

Geneeskunde is geen ‘rocket science’. Een capabele arts worden, vergt geen unieke, superschaarse talenten, maar gewoon een goed stel hersenen plus de nodige ambitie en doorzettingskracht. Maar een bestuurder van een grote zorginstelling heeft pas écht een moeilijk beroep, vandaar ook dat zo velen hierin teleurstellen of falen. Goeie en effectieve zorgbestuurders zijn daarom, nog veel meer dan goeie medisch specialisten, hun gewicht in goud waard. En verdienen meer maatschappelijk en politiek respect dan ze de laatste tijd gewend zijn te krijgen.

Delen