Meebuigen
De Ombuigingslijst die het ministerie van Financiën nu heeft geactualiseerd ter ondersteuning van de kabinetsformatie, geeft een interessant en waardenvrij beeld van hoe met de ontwikkelingen in de zorg kan worden omgegaan (zie vanaf bladzijde 143).
De lijst schetst twee paden. Het demografiepad brengt de groei van de zorguitgaven in lijn met de groei die voorkomt uit demografie, inflatie en de stijging van reële lonen en prijzen in de zorg. De uitkomst: ‘Door de vergrijzende bevolking zullen de uitgaven in dit pad een steeds groter beslag leggen op ons (nationaal) inkomen. Dit verdringt andere collectieve uitgaven tenzij de belastingen en/of de staatsschuld worden verhoogd’.
Het tweede pad is het bbp-pad. Hierin wordt de groei van de zorguitgaven in lijn gebracht met de groei van het bbp. De uitkomst hier: ‘Dit betekent dat het aandeel van de netto zorguitgaven in de overheidsuitgaven gelijk blijft en andere uitgaven niet verdrongen worden. Doordat geen rekening wordt gehouden met de toenemende vergrijzing, zal geen sprake meer zijn van gelijkblijvende voorzieningen’.
“Om het even plat te slaan: allemaal armer worden of allemaal mantelzorger worden dus”
Wat te kiezen? Bij het demografiepad gaan andere ministeries dan VWS steigeren. Bij het bbp-pad is – om het in Telegraaf-termen te stellen – de burger de dupe. (Bij het demografiepad trouwens ook, als de belastingen omhoog gaan.) Om het even plat te slaan: allemaal armer worden of allemaal mantelzorger worden dus. Wat het laatste betreft kan oud-hoogleraar Rudi Westendorp wel zeggen dat we onszelf niet de put in moeten laten praten, omdat alle onheilstijdingen over het gebrek aan mantelzorgers in de nabije toekomst zwaar overdreven zijn. Maar dat is wel erg door een roze bril geredeneerd. Potentiële vrijwilligers zijn nog niet per se mantelzorgers. Die mantel past ons niet allemaal.
4 reacties
Dank voor de verwijzing naar de ombuigingslijst. Ik kan met de Kerst weer vooruit. En wat Rudi Westendorp betreft, dat is in mijn geval wel mijn bedoeling maar ook met alle leefstijlvoorschriften zal ik daar nooit een garantie op krijgen. Individuele gezondheid is persoonlijk en ondeelbaar.
Collectieve gezondheid daarentegen representeert het maatschappelijk resultaat van een economisch model. Óók bij onbetaalde zorg; waardering kent vele vormen.
Het idee dat we epidemiologische gegevens op onszelf kunnen betrekken (alleen als het ons uitkomt natuurlijk) is het gevolg van ons hardnekkig wensdenken, niet in de laatste plaats door dokters gestimuleerd, ook zij willen niet beter weten. Prognoses zijn belangrijk maar nooit voorspellend voor degene die er het meeste belang in stelt.
Uit de variaties van leeftijden die uit de overlijdensannonces kunnen worden herleid kan geen conclusie over gemiddelde levensduur, laat staan de eigen levensverwachting worden getrokken.
Naar analogie zal er óók enige regelruimte zijn bij de leefregels die je jezelf wilt gunnen. En hoe vanzelfsprekend moeten we dan onze eigen zorg willen blijven vinden? Is ook hier niet een begrenzing van het wenselijke meer aan de orde dan de ongebreidelde vraag naar het onmogelijke? Economie is immers de psychologie van de schaarste, niet van het onbetaalbare. Gezondheid is onbestelbaar, laten we beter samen stilstaan bij hoe en wat we elkaar in solidariteit gunnen dan ons door uniforme collectiviteit te laten leiden.
Met die gedachte pak ik er ook een rapportje bij van ruim dertig jaar geleden. We kregen het van onze directeur uitkeringen, bij een bedrijfsvereniging. Een broer van hem was een internist in onze regio maar allebei hadden ze óók een broer, in een en dezelfde persoon, die recent Hoofddirecteur Gezondheidszorg van het ministerie van WVC, zoals dat toen heette, was geworden. Nog nooit was de koppeling tussen zorg en sociale-zekerheid zo duidelijk. Voor wie het wilde zien.
Hoe die drie broers heetten? Die hoofddirecteur is vernoemd in het betreffende rapport. Dat kennen we als “Kiezen en delen, advies in hoofdzaken van de commissie Keuzen in de zorg”, naar aanleiding van de regeringsverklaring (!) en in opdracht van de staatssecretaris, in 1991 verschenen.
Nut, noodzaak en doelmatigheid waren de drie elementen, samen bekend geworden als “de trechter van Dunning”. Natuurlijk had er toen al veel beter “het filter van Dunning” mogen staan maar stel je eens voor dat de dan opgeroepen reuring de inhoud van het rapport zou doen ondersneeuwen.
Voor 2e Kerstdag heb ik op de zoekterm “rapport Dunning” ook wat reacties klaargelegd. En derde Kerstdag, zou ik dan een kwartiertje kunnen besteden aan de reacties op dit stukje?
pieter wijnheijmer
15 december 2023 / 13:40‘Bezinning op een zo rechtvaardig mogelijke verdeling van schaarste in de gezondheidszorg en op complexe, sociale, ethische en juridische vragen die medische technologie oproept, is nodig vanwege de toename van technologische mogelijkheden gepaard gaande met een toenemende vraag, bij gelijktijdige afname van beschikbare middelen. Daarbij is aan de orde wat wel en geen gezondheidszorg is, wat het nut van bepaalde medische handelingen is, hoe middelen in relatie tot het doel staan en dergelijke.’
Ik was erbij toen Dunning zijn rapport presenteerde. In een zaal vol hotemetoten die er er allemaal iets van vonden maar niets mee deden. Dat rapport – en het hierboven vermelde citaat dus – dateert van 1991. We hadden best wat eerder naar zijn bevindingen kunnen handelen, kunnen we nu concluderen. Wat hij toen zei, zeggen velen op dit moment vrijwel exact hetzelfde.
Frank van Wijck
15 december 2023 / 21:43Aan Rob en Hans Scheerder heeft het niet gelegen. Aan hun publiek, waar ik aan refereerde, volop. Ben benieuwd hoe hun beroepsvereniging vandaag aan de dag dit rapport wil beschouwen. Vergezeld van een actuele bijdrage van de RVS?
pieter wijnheijmer
16 december 2023 / 23:37Ik denk dat ze er liever niet aan herinnerd willen worden.
Frank van Wijck
17 december 2023 / 10:01