Stoel van de dokter

Het meeste protest tegen de inkomensafhankelijke zorgpremie betrof het nivellerend effect ervan. Maar heel soms ging het ook over de gezondheidszorg zelf, en dan speciaal over de gevolgen voor verzekeraars. Die zouden, werd vooral naar voren gebracht, door het verlagen van de nominale premie tot niet veel meer dan 200 euro per jaar, een belangrijk concurrentiemiddel uit handen worden geslagen. Net nu de marktwerking in onze gezondheidszorg eindelijk een beetje op gang komt en ook eerste vruchten begint af te werpen.

Ik ben niet overtuigd. In een tegengeluid in die discussie viel te horen dat het juist met zo’n lage nominale premie extra effectief concurreren is. Doordat je dan met relatief kleine absolute bedragen direct al relatief grote, tot de verbeelding sprekende procentuele prijsverschillen krijgt – veel meer dan bij de huidige nominale premie, van al gauw 1200 euro per jaar, mogelijk is. Wie hier nou gelijk heeft, weet ik niet. Wat ik wel weet, is dat niemand minder dan Menzis-topman Roger van Boxtel nog twee jaar geleden zelf pleitte voor het inkomensafhankelijk maken van de premie.

Ook viel mij de afgelopen jaren op dat zorgverzekeraars er zo vaak van worden beschuldigd – zeker ook vanuit kringen van medisch professionals – alléén maar te kijken naar, en dus alleen maar willen concurreren mét, zo laag mogelijke kosten. Waarbij ze in het geheel niet zijn geïnteresseerd in het element van kwaliteit.

Zo beschouwd had dat inmiddels weer van tafel geveegde plan van Rutte II voor verzekeraars misschien een mooie impuls kunnen zijn om juist wél te gaan focussen op het kwaliteitsaspect, in hun proposities richting klanten, en veel minder op alleen kosten. En dit zou dan alleen maar winst zijn geweest.

Waar zou hem die ‘kwaliteit’ dan in moeten gaan zitten? Vanzelfsprekend in eigen klantvriendelijkheid, op punten als gemak van betalen, declareren, informatie krijgen. Maar menig zorgverzekeraar kijkt intussen al verder, naar een situatie van veel meer transparantie inzake de daadwerkelijke uitkomsten van zorgprocessen; en naar hierop aansluitende, steeds selectiever inkoop en contractering. Naar verzekerden toe betekent dit: directe bemoeienis, via advies en via in natura regelingen, met het kiezen en vinden van de beste voorhanden zorg. Zoals: voor die specifieke aandoening kan je het beste naar dat ziekenhuis.

Net gisteren werden de resultaten bekend van een onderzoek door NIVEL, waaruit blijkt dat bijna 40 procent van alle verzekerden (bij Coöperatie VGZ) prijs stelt op dit soort advies door de verzekeraar, en dat 60 procent het prettig vindt als een verzekeraar contracten afsluit met kwalitatief goede zorgverleners. Dit gold extra voor oudere verzekerden – een categorie die de komende jaren snel in omvang gaat toenemen. Maar gaat die verzekeraar dan niet, zullen tegenstanders en sceptici zeggen, zo op de stoel van de (huis)arts zitten? Ik denk van wel. Maar mits met mate, en mits met expertise en zorgvuldigheid uitgevoerd, is daar misschien wel niks op tegen.

Delen