Meer zorg

“De burger – dus niet alleen de patiënt – moet een gelijkwaardige gesprekspartner worden”, zegt Lea Bouwmeester, voorzitter van de Federatie voor Gezondheid . En ze heeft er een goed – en feitelijk ook gewoon vanzelfsprekend – verhaal bij, dat bovendien buitengewoon actueel is in het licht van de recente Tweede Kamerverkiezingen.

Ze verwijst naar de akkoorden – IZA, GALA, WOZO – en stelt vast dat de discussies daarover altijd uitdraaien op ‘méér zorg’ zo lang alleen de professionals daarin een rol spelen, en degenen om wie het gaat buitenspel blijven staan. Het credo ‘meer zorg’ klinkt ook duidelijk door in veel van de verkiezingsprogramma’s, omdat dit blijkbaar is wat de partijen denken dat mensen willen. Maar dat willen ze niet, stelt Bouwmeester. Ze willen niet meer zorg, ze willen meedoen in de samenleving en van betekenis zijn. En als die wens niet gehoord wordt, ligt onnodige of zelfs schadelijke zorg op de loer.

‘Het schetst een beeld van een samenleving waarin mensen al jarenlang stelselmatig niet gehoord worden’

Het signalement dat Zorginstituut Nederland nu publiceert over passende zorg voor mensen met psychische problemen ligt min of meer in het logisch verlengde van het standpunt van Bouwmeester. Dat nu tienduizenden op een wachtlijst staan voor ggz-zorg, zegt niet alleen iets over de kwetsbaarheid van die betreffende mensen. Het schetst ook een beeld van een samenleving waarin mensen al jarenlang stelselmatig niet gehoord worden. Dat dan problemen ontstaan is begrijpelijk. Maar ook voor die mensen is ‘meer zorg’ niet de oplossing.

Delen