Menselijke kapitaalvernietiging

Mijn eerste consult betrof een ganggenote van de studentenflat waar ik woonde. Zij klaagde over moeheid, kampte met forse keelpijn en had gezwollen klieren. Ik studeerde medicijnen, wist wel het een en ander van biochemie, fysiologie en embryologie, maar had nog nooit een patiënt onderzocht. Ik bekeek haar keel met een zaklamp, liet mijn vingers langs haar inderdaad sterk vergrote klieren glijden en opperde dat zij weleens de ziekte van Pfeiffer zou kunnen hebben. Haar huisarts bevestigde mijn diagnose met een bloedtest. Zo gemakkelijk is het om dokter uit te hangen!

Twintig jaar ervaring als huisarts levert een schat aan kennis en ervaring op. Studievrienden van mij hebben zelfs dertig jaar ervaring opgedaan als huisarts, verpleeghuisarts en specialist. Maar wij zijn allemaal voor onze pensioengerechtigde leeftijd gestopt met ons werk. Voor ieder van hen durf ik mijn hand in het vuur te steken. Ik ben ervan overtuigd dat zij voortreffelijke artsen waren en terecht alle vertrouwen van hun patiënten genoten. Naast hun vakkennis en ervaring die zij in de praktijk hebben opgedaan heeft het leven hen niet onberoerd gelaten.

De eerste keer ik het begrip ‘human capital’ onder ogen kreeg, was op het visitekaartje van een wijkbewoner waarvan ik niet meer wist dan dat hij ‘in het management’ zat. Alleen al de gedachte aan ‘menselijk kapitaal’ vervulde mij met afschuw. Ik ben echter meegezogen in de trend om alles te koppelen aan een bepaalde waarde en – nog een stapje verder – aan geld. Maar het wringt nog steeds wanneer in discussies over peperdure therapieën een levensjaar wordt uitgedrukt in euro’s. Wanneer je wordt overvallen en met het pistool op jouw slaap moet kiezen tussen ‘je geld of je leven’, vindt iedereen het logisch dat voor het leven wordt gekozen. Maar in het maatschappelijk debat draait het dán uiteindelijk toch om de centen.

Nu het normaal wordt geacht om in een kosten-batenanalyse met levensjaren te calculeren’ vind ik het eigenlijk vreemd dat er – voor zover ik weet – nog niets is gevonden om kennis en ervaring in geld te vertalen. Mijn wijkgenoot heeft mij uitgelegd dat mensen door scholing wel meer waard worden en dat het daarom loont om in onderwijs te investeren; maar of dat ook geldt voor kennis en ervaring die mensen in de praktijk opdoen, en of de toename van het ‘human capital’ op de een of andere wijze in klinkende munt kant worden uitgedrukt, wist hij niet.

Wanneer er ergens om economische redenen voedsel wordt doorgedraaid, leidt dat tot publieke verontwaardiging. Maar hoe zit dat met kennis- en ervaring-kapitaalvernietiging? Bij mijn vrienden was het vuur voor de patiëntenzorg beslist nog niet opgebrand. Zij zouden zeker van waarde kunnen zijn om jonge collegae te helpen bij lastige casuïstiek en überhaupt bij de uitoefening van hun vak. Ik denk dat ze ook best bereid zouden zijn om als sparringpartner te functioneren. Het overdragen van kennis en ervaring zou zelfs weleens van onschatbare waarde kunnen zijn om in termen van ‘human capital’ te spreken.

Zowel mijn vader die kinderarts was als mijn huisartsopleider heb ik nooit de vraag gesteld tot welke leeftijd zij wilden doorwerken. Het was immers vanzelfsprekend dat dokters doorwerken tot hun pensioengerechtigde leeftijd. Ik vind het bijna verontrustend dat zelfs veertigers nu al bezig zijn met de vraag op welke leeftijd zij willen en kunnen stoppen. Waarom wordt dit niet als signaal opgenomen? Waarom wordt hiermee niets gedaan? Hetzelfde geldt voor mijn studievrienden die blij zijn dat ze voortijdig zijn gestopt terwijl hun hart voor de patiëntenzorg bleef kloppen. Waarom hebben zijn een vak verlaten dat hun eigenlijk nog dierbaar was?

Niet alleen als verontrustend maar ook als onverklaarbaar en stuitend ervaar ik de wijze waarop artsen die hun loopbaan hebben afgesloten meer dan eens door hun voormalige, nog werkzame collegae worden genegeerd en zelfs geminacht. Hun kennis en ervaring lijken niet meer mee te tellen en van enig respect is plots geen sprake meer. Je moet er naar vragen om het te horen, omdat artsen die afscheid hebben genomen van hun werk hier zelden uit zichzelf over beginnen. “Typisch Nederlands”, concludeerde onlangs een kinderarts die sinds zijn pensioen nog wel zijn passie kan uitdragen in het buitenland. En hij is niet de enige die buiten de grenzen nog wel welkom is. Wat voor waarde had ik als medisch student voor mijn ganggenote met de ziekte van Pfeiffer. En wat was ik werkelijk waard? Niets! En nu de kennis en ervaring van artsen die hun beroep verlaten van onschatbare waarde is, blijken zij zélf niets meer waard.

Delen