Mijn broer
“Het thema persoonsgerichte zorg is ingegeven door de visie dat de rol van de patiënt verandert (patiënt-empowerment). Die verandering vergt een andere attitude van de zorgprofessional. Die visie is ontstaan in een periode dat het inzicht groeit dat de kosten van de zorg zodanig toenemen dat die niet meer door de bevolking zijn op te brengen. Ik denk dat persoonsgerichte zorg veel meer is dan een aanpassing in attitude van zorgprofessionals. En ik vind dat persoonsgerichte zorg geen hulpmiddel is van bezuinigingen. Uit gesprekken met patiënten en uit waarnemingen in spreekkamers zag ik de meerwaarde van het gesprek tussen arts en patiënt. Ik zag ook de organisatorische belemmeringen voor een goed gesprek (tijdsloten/administratiedruk etc.). Volgens mij vormt de organisatie zelf een belemmering om tot persoonsgerichte zorg te komen. In managementrapportages, projecten, toespraken van de Raad van Bestuur mis ik de gerichtheid op (unieke) patiënten.”
Het zal je maar als bestuur gezegd worden: een organisatie die al jarenlang van de daken schreeuwt dat alles draait om persoonsgerichte zorg vormt zelf een belemmering om tot die persoonsgerichte zorg te komen. Het zijn niet mijn woorden maar die van mijn broer. En die organisatie betreft een academisch medisch centrum. Met een ervaring van 23 jaar als werknemer van deze organisatie heeft mijn broer alle recht van spreken. We zijn in elkaars kielzog opgegroeid, ruim zes decennia zijn we elkaars broers en ik steek mijn hand voor hem in het vuur. Van jongs af aan wilde mijn broer net als onze vader dokter worden. Ik miste die ambitie en wilde liever aan de slag met iets op gebied van cultuur of taal. Door gebrek aan talent en toekomstperspectief rolde ik de medische studie in. In een periode waarin je “alle onzekerheden opzijschuift om je eigen weg te vinden”, koos mijn broer alsnog voor sociologie. Vanuit de sociologie lonkte echter toch de ziekenhuiswereld. Zijn afstudeerscriptie ging over ‘topmanagement in het ziekenhuis’.
‘Persoonsgerichte zorg is geen hulpmiddel voor bezuinigingen’
Dat ‘topmanagement’ leerde mijn broer hierna in de praktijk beter kennen. Bij het NCGV – het huidige Trimbos-instituut – interviewde hij in het kader van onderzoek naar samenwerking in de geestelijke gezondheidszorg medewerkers en directeuren over hun ervaringen met fusie. Vervolgens werkte hij tien jaar als ambtelijk secretaris en beleidsmedewerker bij een samenwerkingsverband met zeven ziekenhuizen. Voor zijn stap naar een academisch medisch centrum was mijn broer nog directiesecretaris van een groot algemeen ziekenhuis.
“Dagelijks ondervond ik het machtsspel tussen de directieleden. Keer op keer werd de positie van leidinggevenden aan de orde gesteld. De bedrijfsvoering verliep heel wat minder rationeel dan ik verwacht had en ik was enigszins teleurgesteld dat veel zaken die besproken werden helaas weinig met patiëntenzorg te maken hadden.”
Tijdens zijn afscheidsvoordracht projecteert mijn broer een staande diabolo op het scherm:
“Onderin zitten de zorgprofessionals die dagelijks met patiënten werken. Hierin ontstaat de ziekenhuiszorg. De dynamiek binnen dit deel van de diabolo is lastig in cijfertjes te vangen of over te dragen in overleggen. De dynamiek is alleen te doorgronden als je daar zelf in werkt. Bovenin de diabolo werken de bestuurders met hun beleidsmedewerkers. Zij bespreken met elkaar ideeën hoe het onderin efficiënter kan met toenemende kwaliteit. Zij komen met ambitieuze plannen, nieuwe regelgeving, tijdskaders, bezuinigingsdoelstellingen die passen binnen de visie en de speerpunten die met de komst van een nieuwe voorzitters weer worden getoetst, bijgesteld of vernieuwd. Het zijn twee werelden geworden. (…) Ik vrees dat de doorgang tussen beide delen van de diabolo wel heel erg smal ik geworden.”
Voortijdig is mijn broer gestopt met zijn werkzaamheden. Hij is niet ontslagen maar heeft zelf ontslag genomen. Het viel hem steeds moeilijker om zijn werk op een zinvolle wijze te kunnen uitoefenen. Ik betreur het vertrek van iemand die met hart en ziel was verknocht aan de zorg. Wanneer ik één van die bestuurders of beleidsmedewerkers boven in de diabolo was, zou ik mij rot schamen. Maar dat is doorgaans het laatste wat mensen op dat niveau doen.