Minder dan mogelijk

Vijf weken geleden schreef ik hier een blog, Rumoer om niks, met als strekking dat het Nationaal ZorgFonds van de SP er in de praktijk nooit zal komen. Een van de lezersreacties die ik daarop kreeg, luidde: “Laat toch gaan dan.” Want als dat ZorgFonds er tóch niet komt, “schrijf er dan ook geen pagina vol over!” Ik zal dit de komende tijd inderdaad niet meer doen, maar eerst moeten twee dingen nog worden gezegd. Over wat, in mijn ogen, de echte bedoelingen zijn achter dat ZorgFonds. En over hoe óók iets dat er in werkelijkheid niet zal komen, wel degelijk reële gevolgen kan hebben.

“Ik ga alleen deel uitmaken van een kabinet dat bereid is de zorgverzekeraars af te schaffen.” Deze recente uitspraak van Emile Roemer mogen we gerust lezen als: “Ik wíl geen deel van een kabinet gaan uitmaken.” Anders zou je immers niet zo hoog van de toren blazen op een issue waarvan je op voorhand weet dat het een breekpunt wordt.

De algemene beschouwingen in de Tweede Kamer waren wat dat laatste betreft glashelder. Van het idee van dat ZorgFonds, en van het hiermee compleet opblazen van ons zorgstelsel, wil een grote Kamermeerderheid niets weten. Ook het CDA en GroenLinks, die twee jaar geleden in de kwestie rond artikel 13 nog kozen voor aansluiting bij het eenheidsfront van SP en PVV, namen dit keer hun verantwoordelijkheid. En sloten zich aan het bijna Kamerbrede ‘slopen’, om even in SP-vocabulaire te blijven, van dat ZorgFondsplan, vooral op het punt van ontbrekende financiële onderbouwing.

Natúúrlijk komt dat ZorgFonds er niet – dat was ook nooit serieus de bedoeling

Voor Emile Roemer zelf was dit vast geen verrassing. Natúúrlijk komt dat ZorgFonds er niet – dat was ook nooit serieus de bedoeling. De ware functie die het heeft, is die van tot de verbeelding sprekend thema voor de algemene verkiezingen van komend voorjaar. Niet om daarmee dan daadwerkelijke politieke macht te verwerven, want daarvoor moet je echt nog veel méér meebrengen. Maar wel, en dat is op zichzelf geen dom plan, om toch nog net wat Kamerzetels méér in de wacht te slapen dan de magere 15 die de SP nu heeft. De 25 zetels die ooit, als hoogtepunt, in 2006 werden gescoord, komen hiermee waarschijnlijk niet terug. Maar toch: voor een club van en voor beroepspolitici, telt iedere extra zetel.

De politieke logica hierachter is dezelfde als die van de eis in het concept-verkiezingsprogramma van de PVV dat ‘alle moskeeën dicht’ moeten. Ook hier weer zien we: perfect recept om jezelf gegarandeerd buiten iedere denkbare meerderheidscoalitie te sluiten. Maar tegelijk (en ook de PVV blijkt in de peilingen op zijn retour) misschien wél een manier om toch nog wat extra kiezers van de populistisch-beïnvloedbare variant te mobiliseren.

Einde verhaal dus, wat betreft de zorg? Was dit maar waar. Want ook zonder dat dat SP ZorgFonds er komt, blijven we zitten met een serieus probleem. Macht zonder effectief tegenspel is altijd een slechte zaak. En het gevaar voor ons Nederlandse zorgstelsel is niet dat álles gaat veranderen, met de disruptieve omwenteling die ze bij de SP zeggen na te streven. Dat gaat hoe dan ook niet gebeuren. Het echte gevaar is iets heel anders: dat er juist niets, of te weinig, gaat veranderen.

Het echte gevaar voor het zorgstelsel is dat er juist niets, of te weinig, gaat veranderen

Wij hebben een op veel punten goed zorgstelsel. Maar tegelijk geldt voor alle partijen in en rond onze zorg – zoals zorgverzekeraars, zorgaanbieders, zorgprofessionals, toezichthouders – dat er specifieke punten zijn waarop ze nog meer hun best kunnen doen. Denk aan transparantie, veiligheid, patiëntenrechten, inkopen op kwaliteit, uitkomstbekostiging, praktijkvariatie, regels en administratie, overbehandeling, kunnen wisselen van (huis)arts – de lijst van issues is bijna eindeloos lang.

Maar zolang het publieke zorgdiscours blijft beheerst, wat we de afgelopen jaren bijna permanent zagen, door media-behendige hardliners uit extremistische politieke kring, worden de echte issues overschreeuwd en komen dus te weinig aan bod. Worden gevestigde zorgspelers, van nature best vaak wat lui en status-quo-georiënteerd, onvoldoende uitgedaagd en gestimuleerd op specifieke punten die er écht toe doen. En blijft het debat over verandering en verbetering steken in een valse dichotomie, van ‘alles of niets’. Met als meest waarschijnlijke uitkomst niet helemaal ‘niets’ – want zó inert is de sector van zichzelf nou ook weer niet. Maar wel: minder dan het maximaal mogelijke.

Delen