Mooie sterftecijfers, slechte zorg

Drie patiënten worden in korte tijd in drie verschillende ziekenhuizen opgenomen: A (86), B (84) en C (98). A en B met een herseninfarct en C met ernstige hartklachten. A, B en C worden na respectievelijk 5, 4 en 2 dagen ontslagen. A gaat naar een ‘schakelunit’ van een zorgcentrum, B en C mogen naar huis. Voor zover cijfers de waarheid zeggen, kan iedereen dus tevreden zijn. Ik herinner mij de slotzin van de meeste specialistenbrieven die ik als huisarts kreeg: “De patiënt werd in een goede conditie ontslagen.”

Nu ben ik niet de huisarts van A, B en C. Het gaat om dierbare familieleden. Als dokter moet je erg oppassen met negatieve verhalen over collegae, want dat kan tot veel heisa leiden. Ook patiënten doen er beter aan om zich koest te houden, want kritiek kan als een boemerang op hen terugkeren. Als familielid én arts krijg je de kans om het medisch bedrijf vanuit een ander perspectief te observeren en waarom zou ik hierover moeten zwijgen?

Laat ik eerst een illusie wegnemen: geen van de drie verlieten in goede conditie het ziekenhuis. A had de pech om pal voor het weekend te worden opgenomen, nog altijd blijft onduidelijk of zich een dokter heeft laten zien, en maandag kreeg de familie te horen dat dinsdag het ontslag was gepland. Dat werd op het laatste moment om duistere redenen, die los van de patiënt stonden, een dag later. De schakelunit was bedoeld voor revalidatie maar toen A de neussonde eruit trok werd besloten tot een abstinerend beleid.

Het woord ‘transfer’ associeer ik met vakanties: de rit van het vliegveld naar het hotel en terug. Transferverpleegkundigen in ziekenhuizen regelen het ontslag. Uit stevige onderhandelingen die ik met hen heb gevoerd blijkt dat zij eelt op hun ziel moeten hebben. B hield het niet langer in het ziekenhuis uit. Zorg voor kabaal, dan jaag je patiënten het bed uit en slinken razendsnel de sterftecijfers. C had in de nacht voor het ontslag nog meer angineuze klachten dan in de nacht voor de opname.

A werd in de schakelunit afgeschreven, terwijl zeker geen sprake was van een verloren levenslust; na vochttoediening ging het beter. De bijna 99-jarige, nog alleenwonende C moest naar huis met een cholesterolverlagend middel als extra medicatie maar zonder extra thuiszorg. Dan is het lastig om familielid én dokter te zijn. Omdat bij A naar mijn gevoel te weinig diagnostiek was gedaan, pleitte ik voor een heropname in een ander ziekenhuis. Bij C lukte het met pijn en moeite om thuis nachtzorg te regelen.

Wanneer de ziekenhuizen waar A, B en C waren opgenomen met gunstige sterftecijfers pronken, zegt dat in deze gevallen niets over de zorg alhier. A en B zijn inmiddels overleden: A in het andere ziekenhuis, dat een pluim krijgt vanwege de uitstekende zorg, en B thuis. Hopelijk blijft voor C een nieuwe opname bespaard, want die overleeft dat niet en ook het ziekenhuis zal hiervan niet vrolijk worden.

Delen