Naar de strijker

Halverwege de brievenbus steekt een ietwat gedrongen bejaarde man met een stok in zijn hand moeizaam de straat over. Hij heeft een lichte waggelgang en volgens mij doet elke stap hem pijn. Ik houd mijn pas in en groet hem beleefd. “Ik ben vanochtend naar een strijker geweest,” schalt hij mij tegemoet, “maar dat zullen jullie, dokters, wel niets vinden; nou bij mij hielp het direct!” “Ik ben blij dat u zo goed bent geholpen,” reageer ik. “Hij streek een paar keer over het onderste deel van mijn rug en direct was de pijn weg,” vervolgde de man die bij mij voordoet hoe hij door de strijker werd behandeld. “Geweldig,” zeg ik. Ik weet niet wat ik hieraan nog moet toevoegen maar de buurtgenoot neemt het woord weer van mij over: “Ik heb twee knieoperaties gehad en in mijn rug zit van alles fout maar ik wil over een paar maanden naar Zuid-Afrika… Ja, jullie dokters zien een strijker natuurlijk helemaal niet zitten maar ik maak het nu geweldig, echt waar, ik voel helemaal geen pijn mee.”

Wie mag deze meneer dan wel zijn? Van de ruim duizend bewoners van mijn wijk ken ik er nog geen honderd. Hoe weet hij dat ik dokter ben? Sinds een esculaap geen garantie meer biedt tegen parkeerbonnen en je louter met verplichtingen opzadelt, heb ik hem weggehaald. En dan blijk ik voor deze heer ook nog eens een hele beroepsgroep te vertegenwoordigen.

Kan en mag de dokter überhaupt nog wel zichzelf zijn?

Het overkomt mij wel vaker dat onbekenden mij aanspreken. Mijn echtgenote heeft mij op het hart gedrukt dat ik dan als eerste naar de naam moet vragen. Dat blijf ik lastig vinden, zeker in zo’n situatie als deze waarop ik al helemaal niet weet hoe ik moet reageren. ‘Mijnheer, ik zie toch met eigen ogen met hoeveel moeite u loopt, het kan haast niet anders of u lijdt pijn, en wat betreft die strijker: u mag natuurlijk zelf weten aan wie u uw centen uitgeeft maar kwakzalvers zijn oplichters en daar wil ik absoluut niets mee te maken. U zult wel zien: nog voor vanavond zijn alle klachten terug.’

Ooit schreef ik een artikel over het weldadige effect van nasomassage. Er waren lezers die niet doorhadden dat ik hén bij de neus nam. Zelfs het feit dat ik de pionier van deze nieuwe alternatieve behandeling in Terneuzen situeerde, wekte geen argwaan.

De Vereniging tegen de Kwakzalverij wilde mijn stukje graag overnemen in hun tijdschrift. Ik heb daarvoor geen goedkeuring gegeven. Als arts en publicist wil ik mij niet identificeren met welke vereniging dan ook. Geneeskunde is en blijft voor mij meer dan wetenschapsbeoefening; zelfs voor zover geneeskunde toegepaste medische wetenschap is, valt er nog heel veel te onderzoeken en dat zou tot wat minder geklop op de borst mogen leiden. Dokters zijn er voor patiënten en niet omgekeerd, uiteindelijk draait het volgens mij om de ‘condition humaine’. Naar aanleiding van een ingezonden brief kreeg ik later met de Vereniging tegen de Kwakzalverij aan de stok. Ik nam mij toen voor om nooit meer een letter aan deze vereniging te wijden. Zowel onder reguliere artsen als kwakzalvers zijn er bandieten. Basta!

Het afgelopen weekend besprak ik met een bevriende huisarts een zeer lastige casus, waarover een gesprek zou plaatsvinden met een specialist. Het ging om een 93-jarige man die onlangs was opgenomen in een verpleegtehuis maar zich hier zeer ongelukkig leek te voelen. Ik stelde voor om die specialist te vragen hoe hij zou handelen wanneer het om zijn eigen vader ging. “Dat vind ik emotionele chantage,” reageerde mijn vriend gepikeerd. Ik schrok van zijn reactie. Steeds opnieuw blijkt dat artsen patiënten niet zelden anders adviseren dan dat zij zouden doen wanneer het over henzelf of een familielid zou gaan. Het is ook bekend dat een dokter niet zichzelf en zijn familie moet behandelen. Maar wat wordt met deze kennis gedaan? Hoe kan het dat het dokter-zijn in een aantal situaties niet spoort met de mens achter die dokter? Roept dit niet om vragen? Dit kun je toch niet zomaar als een gegeven naast je neerleggen? Is de dokter hypocriet of faalt de mens achter de dokter? Kan en mag de dokter überhaupt nog wel zichzelf zijn?

Eén van mijn volwassen kinderen kreeg recentelijk het advies van een specialist in een universitair medische centrum om een beroep te doen op een artsencentrum voor integrale geneeskunde en homeopathie. Dat wordt door menige collega veroordeeld als vloeken in de kerk. Maar ik was blij dat mijn kind niet met lege handen werd weggestuurd. Dat zou nog veel erger zijn geweest.

Wat mij opviel is dat die specialist zich bijna verontschuldigde voor zijn advies en het rechtvaardigde met de woorden dat hij zelf ooit ook eens naar dat centrum was gegaan. Gelukkig zit ik nu niet meer in de situatie dat ik mij verplicht voel om de medische stand of wat daarvoor door gaat te verdedigen. Wanneer ik iemand op straat tegenkom die zelf aangeeft dat de pijn door de behandeling van een strijker een stuk minder is geworden, hoef ik daarvan niets te geloven maar uiteindelijk vind ik mijn plicht om zijn besluit een beroep te doen op een alternatieve hulpverlener te respecteren. En gelukkig dat de strijker voor pijnverlichting heeft gezorgd, zelfs al zou dat slechts voor een paar uren zijn.

Delen