Naar een zonnig oord

Veel ooms en tantes hebben is heerlijk als je jong bent. Daarna blijft het een half leven lang bij de jaarlijkse kerstkaart tot zij kort na elkaar ziek worden en doodgaan. Even – natuurlijk te laat – intensiveert het contact, je realiseert je de gemiste kansen van een paar goede gesprekken, en na elke uitvaart wordt de leegte van de wegvallende generatie boven jou nog leger.

Hoe het precies zit met mijn ongehuwde oom Hans weet ik niet, maar ofschoon geen familie, hoort hij erbij. Ook het feit dat de man nooit de gemakkelijkste is geweest doet daar niets aan af. Op 93-jarige leeftijd vindt Onze Lieve Heer het welletjes: een hartinfarct gevolgd door een pneumonie fungeert als vrijkaartje voor de hemel, maar oom Hans – die als nee-schudder is geboren – sputtert tegen. Omdat hij al nauwelijks meer kon lopen en met pijn kampt, biedt de huisarts hem in zijn eigen woonomgeving palliatieve sedatie aan maar ook dat wordt resoluut afgewezen.

Alle zeilen van de thuiszorg worden bijgezet maar 24-uurszorg betekent in de praktijk dat er slechts een half etmaal een verzorgster beschikbaar is. Voeg daarbij het feit dat één hulpkracht ’s nachts te weinig blijkt, dan mag duidelijk zijn dat de opgetrommelde familie het na anderhalve week niet meer redt. Oom Hans, die alsmaar nukkiger wordt, krijgt lelijke doorligplekken en één hiervan kleurt zwart, waardoor de pijn toeneemt.

Meer dood dan levend verkast mijn koppige oom na heel wat trammelant – in eerste instantie is hij mordicus tegen – naar een hospice. Op zijn flat had hij al – na fel protest – het sacrament der zieken gekregen. Voordat de dood het laatste woord heeft, is er gelukkig nog even tijd om hem heerlijk te verwennen met aandacht en liefdevolle zorg. Oom Hans geniet volop maar voelt er nog steeds weinig voor om dood te gaan. Integendeel: hij knapt op!

Na een week komt er een omineus bericht: de huisarts voorziet dat mijn oom in leven zal blijven. In het hospice heeft hij zich niet geliefd gemaakt: zowel verpleegkundigen als vrijwilligers worden als ouderwetse bedienden beschouwd; zij moeten snel opdraven wanneer meneer op het belletje drukt. Terug naar de flat is geen optie want de patiënt is bedlegerig geworden. Met andere woorden: de familie moet met spoed op zoek naar een verpleeghuis voor iemand met zzp (zorgzwaartepakket) 6. De deadline voor het verblijf in het hospice is drie maanden, vier maanden is écht de uiterste limiet.

Wanneer er een moment komt waarop het níet meer gaat: wat dan?

Ananz zou een fraaie naam voor een parfum kunnen zijn, Vitalis voor bronwater, Savant voor een meubelsysteem, en Pantein voor een conferentieoord. Maar het zijn allemaal namen van zorgkoepels die ik afstruin op zoek naar een plekje voor oom Hans. Zonder uitzondering word ik allervriendelijkst te woord gestaan door zorgbemiddelaars (of -makelaars?) en casemanagers, die mij wachttijdbemiddeling en nog veel meer aanbieden, maar geen kamer met verpleging voor een patiënt met ZZP 6.

Terwijl de familie gaandeweg afknapt merkt oom Hans trots op dat hij weer vol goede moed is. “Is er geen database waarin bij benadering wachttijden van verpleegtehuizen worden bijgehouden”, vraag ik wanhopig aan een van de dames van de cliëntenservicebureaus. “Nee, meneer, en het wordt steeds schrijnender; u zou mij een plezier doen door een signaal af te geven bij de Nationale ombudsman.”

“Beste Nationale ombudsman, Onze overheid wil dat ouderen zo lang thuis blijven als dat met professionele zorg en mantelzorg gaat. Maar wanneer er een moment komt waarop het níet meer gaat: wat dan? De wachttijden van verpleeghuizen lopen op tot twee jaar. Hoe moeten mensen die in korte tijd bedlegerig zijn geworden deze periode overbruggen? Dat betekent uitzichtloos en ondraaglijk lijden, misschien niet voor de betrokkene maar wel voor de familie die garant staat voor mantelzorg. Nee, ik wil niet suggereren dat euthanasie een uitkomst is. Tijdelijk een plekje in een zonnig oord lijkt mij ook wel wat.”

Delen