Namen en verhalen achter MH17

Dinsdagochtend 29 juli brengen wij onze zoon met een reisgenote naar Schiphol voor vlucht KLM591 met een Boeing 777-200 naar Johannesburg, een afstand van 9025 kilometer. Tussen parking en vertrekhal wordt continu gewaarschuwd voor zakkenrollers. De drukte maakt mij onrustig. Gewapende marechaussees surveilleren. Na het afscheid zoeken we het rustigste plekje in het restaurant dat grenst aan het panoramaterras. Rondom zijn de tafeltjes leeg, verderop staan wel karretjes met bagage. Wanneer ik op weg naar het toilet hierlangs loop ontdek ik tot mijn schrik op dat er op de banken mannen liggen. Schiphol is niet mijn plek.

De reisgenote van onze zoon heeft voor de 298 slachtoffers van de gecrashte MH17 – ook een Boeing 777-200 – een prachtige witte roos meegenomen, die ik op de herdenkingsplek mag leggen. Hier heerst onverminderd ontzetting over de ramp, je ziet het aan de gezichten, de nerveuze haast van een paar meter verderop ontbreekt, verdriet dwingt je om de pas in te houden, om stil te staan bij het niet te vatten leed van zo veel mensen. Een glazen wand scheidt twee werelden die onverenigbaar lijken. Kort voor de aanvang van vlucht MH17 op 17 juli maakten de passagiers deel uit van diezelfde anonieme massa, waarin nu ook mijn zoon en zijn reisgenote zich hebben opgelost. Nu lijken zij bekenden.

bloemenzee-schiphol-MH17De ironie wil vaak dat doden pas gaan leven zodra zij een naam krijgen. Het zou niet mogen uitmaken, maar ook afstand speelt een rol. In ons land concentreert de berichtgeving over de MH17 zich op 196 landgenoten die bij de ramp om het leven kwamen. Waarom tellen mensen vaak pas wanneer wij hun naam kennen? Omdat elke naam toegang geeft tot een persoonlijk verhaal. Door rouwannonces krijgen namen een context. Foto’s en beschrijvingen maken mensen tot mogelijke figuranten in het decor van ons eigen leven. Daags na ons bezoek aan Schiphol publiceert de NRC foto’s van onder meer de slaapkamers van de omgekomen zusjes Isa (10) en Mira (12) Kooijmans, en van de 21-jarige Robert Ploeg; het nachtlampje boven zijn bed lijkt op dat van onze eveneens 21-jarige dochter.

Ieder van ons draagt een naam, ieder van ons is een verhaal. Hetgeen voor doden telt, zou natuurlijk ook voor levenden moeten gelden: mensen gaan pas echt voor je leven wanneer je hun naam kent en open staat voor hun verhaal. Hier ligt de basis voor wederzijds respect. Op de polikliniek cardiologie van een plaatselijk ziekenhuis ontving één van de specialisten elke patiënt in zijn onderbroek nadat er een ECG was gemaakt; dit werd als eerste beoordeeld en de conclusie bepaalde zowel duur van het consult als de bejegening. Naam en verhaal deden er niet toe. Hetzelfde gold voor een bezoek van mijn vrouw aan een orthopeed. Hij had louter aandacht voor de foto van haar gebroken pols. De collega vroeg haar naam om te verifiëren of hij wel de juiste röntgenfoto voor zich had. De anamnese en het onderzoek waren slechts bedoeld ter bevestiging van de diagnose.

Een mens is niet geboren om in anonimiteit te leven. Een naam creëert respect. Wanneer het in de zorg écht om mensen gaat, moet álles worden gedaan om anonimiteit te doorbreken. Zelfs wanneer het voor de behandeling niet uitmaakt, kan het volgens mij niet goed zijn wanneer een patiënt bij elk polikliniekbezoek een andere arts ziet, simpelweg omwille van een efficiënte organisatie. Natuurlijk biedt schaalvergroting voordelen maar wanneer deze uiteindelijk gaan knagen aan de menselijke maat, gaat er iets fout.

De witte roos kreeg een plekje in de immense zee van bloemen, afscheidsbriefjes, knuffels en andere ontroerende uitingen van medeleven. Het is vreemd maar ondanks het verdriet en de angst voelde ik – verdoofd door de verwarring in mijn kop – bij de aanblik van dit imponerende tafereel ook iets van hoop. Het vliegtuig met mijn zoon en zijn reisgenote is godzijdank veilig in Johannesburg geland.

Delen