Ongebruikte medische kennis en ervaring
Tijdens een groepsreis vertilt een ongeveer zeventigjarige kennis zich aan haar koffer. Helaas verdwijnen haar klachten niet spontaan. Fysiotherapie helpt onvoldoende. Ze meldt zich bij haar huisarts, die een recept naar de apotheek stuurt. Een maand lang moet de vrouw een stevige pijnstiller en een antidepressivum slikken. Ze schrikt wanneer zij dit thuis ontdekt.
Een vriend die net over de grens woont, bemerkt bij zichzelf een onderhuidse zwelling. Hij is in de zeventig maar fietst nog veertig kilometer aan een stuk. De zwelling veroorzaakt geen klachten maar begrijpelijkerwijs maakt de man zich zorgen. De Duitse huisarts wil direct een CT-scan laten maken. Er wordt ook bloedonderzoek afgesproken, maar pas over een maand.
Zodra je medicijnen gaat studeren word je een klankbord voor mensen met medische zorgen. Het is verbazingwekkend hoe gemakkelijk je in vertrouwen wordt genomen. Na het behalen van de bul verdien je hieraan ook nog eens een goed belegde boterham. Het wordt wat lastiger wanneer je op een Franse camping of een rondreis door Griekenland doktertje moet spelen.
‘Zodra je medicijnen gaat studeren word je een klankbord voor mensen met medische zorgen’
Maar maak je vooral geen illusies. Zodra men weet dat je dokter wordt, bent of bent geweest, zul je hierop worden aangesproken. Het is aan jou hoe je hiermee moet omgaan. Botweg de deur dichtslaan lijkt mij grof. Te uitvoerig op alles ingaan, kan riskant zijn. Waar de grenzen liggen moet je zelf bepalen. Vrijwel elke – al dan niet aanstaande of voormalige – collega herkent dit probleem.
Het verhaal van de vrouw roept veel vragen op. Maar feit is wel, dat zij niet begrijpt waarom ze een maand lang naast een stevige pijnstiller ook pillen tegen een depressie moet slikken. Zelfs wanneer de huisarts én de apotheker dit haar hebben uitgelegd, blijft dit de pijnlijke realiteit. Het zal haar therapietrouw niet ten goede komen. Ik betwijfel of zij met het antidepressivum start.
Ook mondige mensen zoals mijn vriend met de zwelling verlam je met een beleid, waarvan zelfs iemand met een medische achtergrond de ratio niet kan inzien. Hoe terughoudend moet je dan zijn? Moet ik mijn achtenswaardige Duitse collega in bescherming nemen of met vuur en vlam opkomen voor mijn vriend? Ik had weinig keus: hij merkte direct hoe ik schrok van zijn verhaal.
De wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (BIG) bepaalt per zorgverlener welke voorbehouden behandelingen uitgevoerd mogen worden. Maar dokters doen veel meer dan voor BIG-geregistreerde zorgverleners voorbehouden handelingen uitvoeren. Tijdens zijn/haar loopbaan doet hij/zij een schat aan medische ervaring en kennis op en draagt deze uit.
Er zijn duizenden gepensioneerde artsen met een dergelijke schat aan medische ervaring en kennis. Ik weet zeker dat de meesten nog altijd als klankbord voor – soms wanhopige – patiënten fungeren. Zij horen en zien heel veel, maar moeten zwijgen. De gevestigde orde zit niet om hun feedback, laat staan kritiek te springen. Jammer: de zorg zou hiervan flink kunnen profiteren.
5 reacties
Beste Ignace,
Je verhaal doet me denken aan De Medische Omerta, het boek van Jim Reekers uit 2023, dat ik net gelezen heb: een kritische blik van binnenuit op de zorg. Het bijzondere is dat er weinig polemiek is ontstaan naar aanleiding van de zeer stevige kritiek op de zorg, het systeem en sommige artsen in het bijzonder. Een paar bestuurders en artsen die het als moedig bestempelen en een paar die het boek aanmatigend vinden (en die Reekers vooral een goed pensioen wensen), maar veel meer is er niet te vinden. Zou dit onderdeel zijn van de zwijgcultuur? Of is de materie gewoon te weerbarstig en zijn we blij dat ‘het’ nog steeds werkt?
Overigens laat Reekers geen spaan heel van ‘shared decision making’, dat hij ‘een heerlijk stukje luchtfietserij’ noemt. Ik denk dat ik maar eens een (kritische) mail schrijf naar mijn mede pensionado.
Dank voor je pareltjes.
Gérard Hendriks, lid genootschap gepersonaliseerde zorg
Gérard Hendriks
4 december 2024 / 18:25Beste Gérard,
In 1979 verscheen onder pseudoniem mijn dagboek van een co-assistent ‘Anatomie van het gevoel’. Dat is dus 45 jaar geleden. De medische wereld viel over mij geen maar er waren gelukkig ook positieve reacties. De publicatie leidde er toe dat ik mijn opleidingsplaats voor kindergeneeskunde verwisselde voor de studie filosofie maar dat ik uiteindelijk toch maar huisarts ben geworden. Achteraf mag ik constateren dat de beroepsgroep toen tenminste nog ‘levendig’ reageerde. Als auteur van verschillende boeken over mijn werk als huisarts en als columnist en blogger van inmiddels meer dan 600 blogs ervaar ik twee ontwikkelingen: 1/ ik moet steeds voorzichtiger zijn met wat ik schrijf (we leven in een samenleving van ‘jij vraagt en ik draai’), en 2/ op een enkeling na lijkt de beroepsgroep in slaap te zijn gedommeld (ook ten aanzien van grote sociale vraagstukken). Ik wil altijd iets bieden vanuit de bodem van mijn hart en vanuit mijn grote betrokkenheid tot de samenleving.
Ik heb het boek van Jim Reekers niet gelezen en kan/mag er dus niets over schrijven. Ik begrijp uit jouw woorden dat je meer reacties had verwacht. ‘Zou dit onderdeel zijn van de zwijgcultuur?’ Ik weet het niet. Wel denk ik dat elke arts en verpleegkundige precies kan aangeven wat er in zijn/haar werkomgeving beter zou kunnen maar in de gezondheidszorg is er een grote druk van bovenaf en misschien ook wel van collegae om dat níet te doen. Er spelen altijd belangen en vaak zijn dat belangen van financiële aard.
Dan komt ‘sharing decision making’ ter sprake. Bij alle Engelstalige begrippen die in de zorg zijn binnengeslopen vraag ik mij altijd af: waarom kan dat niet in het Nederlands. Nog erger wordt het wanneer die Engelstalige begrippen ook nog eens worden afgekort. Ik vind persoonlijk dat er ook in de zorg zoveel mogelijk transparantie in de taal moet zijn: heldere Nederlandse begrippen en zo min mogelijk afkortingen. Het ‘samen beslissen’ vergt broodnodig nuancering. In verschillende hoedanigheden heb ik zeer regelmatig contact met artsen en om heel eerlijk te zijn merk ik weinig van dat ‘samen beslissen’. Dank voor je compliment.
Vanaf 1 januari wordt de frequentie van mijn blogs gereduceerd tot eens per drie weken om zorgverleners die nog geen pensionado zijn wat meer aan het woord te kunnen laten. Voor jou en mij geldt dat pensionado’s beslist niet meer betrokken zijn tot de zorg en nog iets: bij ons spelen geen financiële en andere belangen meer.
Nogmaals dank en hartelijke groet,
Ignace
Ignace Schretlen
4 december 2024 / 21:42Beste Ignace,
Jouw dagboek uit 1979 kwam uit in het jaar dat mijn vader overleed. Ik heb het toen ook met veel interesse gelezen en was (naast de ervaringen met mijn vader in de zorg) een reden om mijn studie te wijden aan het (ietsje) beter maken van de zorg.
Dank daarvoor!
Groet, Gérard
PS: vragen die jouw reactie bij mij oproepen, zal ik via de mail versturen
Gérard Hendriks
5 december 2024 / 12:01Dag Ignace,
Jammer dat ze jou bij ArtsenAuto langzaam de mond snoeren. En dat allemaal vanwege het argument dat aan nog niet gepensioneerden meer ruimte moet worden gegeven. Nederland kent, naast nog een aantal ingebakken treurigheden, o.a. deze vooringenomenheid; je mag mensen schaamteloos uitsluiten alleen al op basis van hun geboortedatum.
Mijn menig staat daar nogal haaks op: ik ben slechts geïnteresseerd in wat iemand waarneemt en daarvan helder durft te getuigen. Jij Ignace, deed dat al als coassistent en bleef daarin volharden tot op heden. Soms word je dan weggezet als ‘Klokkenluider’. Feitelijk kun je een mens geen groter compliment maken. Maar ik weet dat gezagsdragers (of personen met de ambitie dat ooit te willen worden ben ik voor mijn gemak maar carrièretuig gaan noemen) diep van binnen de pest hebben aan mensen die eerlijk en hardop misstanden durven te benoemen. Helaas is de Medische wereld daarin geen uitzondering. Steeds vaker vraag ik me af: hoeveel patiënten zouden nu wel een huisarts zouden hebben als de instanties iets meer souplesse durfden te betrachten bij het beoordelen van nascholingspunten die bijv. huisartsen moeten blijven scoren?
En dat terwijl er op andere zaken – bijv. de overdaad aan bestuurders of niet competente dokters – angstvallig een andere kant op wordt gekeken. Ik kwam ze tegen en beschrijf hieronder een paar persoonlijke artsenbezoekerservaringen. Ze spelen allemaal in de jaren zeventig vorige eeuw. Tegenover die schmierende dokter zat toen nog een in keurig pak gestoken en onbevangen jongeman die zich in stilte verbaasde over wat zich pal voor hem afspeelde.
Ik sluit met dank voor je gedurfde kijk achter de schermen en wens je veel plezier toe bij alles wat je nog wilt doen.
Groet,
Joep Scholten
—————————————————
‘Maak’et kort man, time is money.’
Standaard deze begroeting, leer ik ter plekke zodra ik zijn spreekkamer betreed. Ook weet ik dan al dat ik onmiddellijk moet zeggen geen patiënt te zijn maar artsenbezoeker, want bij mijn eerste bezoek overhandigt hij me namelijk ongevraagd een recept en mompelt iets dat lijkt op ‘probeer maar’. Meteen daarna klinkt weer het belletje. De volgende patiënt staat al in de deuropening maar wordt, zodra de vergissing tot hem doordringt, met een handgebaar weer terug richting gang gewuifd. Tegelijk grist hij het recept uit mijn hand, verfrommelt het en spreekt op dat moment de zin uit die ik sindsdien kan dromen:
‘Maak’et kort man, time is money.’
Arbeidsvitaminen
Op wat voor vraag ook, maar deze dokter geeft nooit antwoord. Het is een les die ik tijdens mijn eerste bezoek meteen krijg ingepeperd, net zo het gebaar van een hand die hij geluidloos naar je uitsteekt. Daarin word ik geacht proefmonsters te deponeren. Als dat niet snel genoeg gebeurt, klinkt er kortaf:
‘Monsters!’
Dokter is een gewoontedier zo blijkt en ik pas me aan, spiegel me als het ware in dezelfde routine en lijk weer op een kwajongen die ooit aan tafel elke beweging of gebaar van de persoon tegenover hem na aapte. Voor ik het weet, sta ik weer buiten. Verbouwereerd en ook een beetje giechelig.
Al gauw wordt het een sport om een gesprek bij hem meer dan twee minuten te laten duren. Natuurlijk heb ik me dan al verzoend met de transistorradio tussen ons die continue geluid uitbraakt en natuurlijk kan ik het niet laten daarna te vragen:
‘U houdt erg van muziek dokter?’
De manier waarop hij dit wegwuift, is steeds opnieuw een klein wonder. Vooral de manier waarbij hij tegelijkertijd daarbij zijn schouders optrekt. Zijn antwoord is duidelijk: deze dokter moet door, heeft ongelooflijk veel haast en daarin past continu geluid. Me verplaatsend in zijn visie staat stilte plotseling model voor het tragische misverstand genaamd stilstand.
Goed beschouwd is hij een meer dan fantastisch studieobject. Ondertussen kijk met verwondering naar zijn manier van communiceren dat toegespitst lijkt op gebaren en staccato commando’s. Steeds meer ook vraag ik me af:
Hoe doet hij dat met zijn patiënten? Waarom heeft deze dokter überhaupt nog patiënten? Terugdenkend aan die jaren is dat misschien wel het meest intrigerende raadsel.
Collega’s
Af en toe praten artsen over hun collega’s. Omdat ze iets raars hebben meegemaakt tijdens een weekenddienst of een waarneming. Als artsenbezoeker hoef je slechts te luisteren. Soms lok ik het uit. Ik vertel dan bij wie ik net was. Zoals die keer dat ik bij time is money vandaan kom.
‘Ja, daar noem je d’r een,’ begint mijn gesprekspartner als door een wesp gestoken, ‘dat is een notoire alcoholist en knettergek bovendien. Al jaren. Minstens één keer per week meldt hij zich in grote paniek in het ziekenhuis met weer een nieuwe ongeneeslijke ziekte onder de leden. Dat die man nog praktijk doet!’
————————————————————
‘Bent u de meneer van de Seresta en Temesta?’
Ik knik en zie hoe een glimlach haar mond plooit. Daarna vraagt ze of ik nog wat tabletjes voor haar heb. Met een ‘niet tegen mijn man zeggen’ stopt ze de monsterverpakking met 10 tabletjes Seresta in haar jasschort. Voordat ze dan weg schuifelt, trekt ze opeens een streng gezicht en zegt:
‘U moet mijn man geen Temesta meer geven, want daar kan hij niet goed tegen.’
Zodra het belletje gaat, bestijg ik de mooiste trap van mijn hele rayon. Hij eindigt bij een net zo prachtige deur. Fluweelzacht laat die zich openen en voor me ontvouwt zich dan de prachtige spreekkamer, een soort balzaal in mahoniehout. Ergens achter een pontificaal bureau zetelt de dokter die zichtbaar opgelucht oogt als hij ziet dat ik het ben en geen patiënt. Daarna ben ik getuige van een vreemde act voor één heer:
Dokter pakt de telefoon op, houdt de hoorn tegen zijn oor en legt die vervolgens weer terug. Daarna hetzelfde ritueel nog een keer en onderwijl spreekt hij, tevreden kijkend, tegen zichzelf de woorden: ‘Gelukkig, niemand.’ Vervolgens gaat alle aandacht uit naar een schakelbord op zijn bureau. Alsof hij vooral zijn eigen angst daarmee bezweert, begint hij uit te leggen hoe het beveiligingssysteem in het huis werkt, in het bijzonder dat van zijn spreekkamer. Daarbij wijst hij achteloos naar een aantal schilderijen. Allemaal vroeg achttiende eeuw met louter kerkinterieurs in Claire obscure. Vervolgens wordt de act uitgebreid tot twee heren. Eén midden twintig en de ander ruim zestig. Hoogste doel van de conversatie lijkt om volstrekt inhoudsloos geluid te maken, in ieder geval elke betekenis van de uitgesproken woorden te verdoezelen. Door hem een lijstje te overhandigen met daarop de producten van mijn firma, beëindig ik deze absurde tweespraak. Vervolgens leest de dokter het hardop voor. Duidelijk articulerend spreekt hij de namen uit van het lijstje, voorziet ze van commentaar en maakt aan de lopende band complimenten. Omdat het van die mooie producten zijn, herhaalt hij keer op keer en omdat zijn patiënten het er zo goed op doen. Dat benadrukt hij met een stelligheid waarbij ik me afvraag wie hier nou aan wie de pillen verkoopt! Ten slotte komen we bij Temesta.
Wanneer het zo ver is, kijkt hij onmiddellijk naar de deur van zijn spreekkamer. Soms staat hij zelfs op om te controleren of zich niemand aan de andere kant van dat prachtige hout bevindt. Daarna vervolgt hij ons gesprek in fluistertoon om uiteindelijk te fulmineren in de vraag:
‘Heeft u er nog een paar? De patiënten worden steeds lastiger.’ Daarna houdt hij een vinger tegen zijn lippen en schudt ontkennend met zijn hoofd.
Net zo geluidloos overhandig ik dan een paar monsterflaconnetjes en sluit af met net zo’n vinger tegen mijn lippen. Dan knijpt hij bevestigend zijn ogen toe. Onhoorbaar dankbaar; wat ik begrijp hem. De zin ‘niets tegen mijn vrouw zeggen, want zij denkt dat ik er niet tegen kan’ blijft zo na een paar keer onuitgesproken.
De scène eindigt tenslotte volgens een strak, niet bestaand, script, een script waarover geen van ons twee zich over verbaasd. Gehaast stopt dokter de potjes met pillen diep onder de papieren in een lade. Die schuift hij vervolgens zorgvuldig dicht. Hij gniffelt wat en mompelt: ‘Onder de papieren. Daar kijkt ze nooit.’
De leeuwentemmer
Wachtkamers van psychiaters en zenuwartsen prikkelen mijn nieuwsgierigheid. Feitelijk ben ik op zoek naar hun geheim. Hoe goed je ook kijkt of luistert, nergens een been in het gips, geen gierende astma of een dichtgeplakt oog. Nee, hun pathologie houdt zich schuil, soms gaat ze verhuld achter schaamlappen. Want zo gedragen zich hun vaak starre blikken zich, af en toe klinkt er nerveus gegiechel of is alles verstopt in bewegingsloze somberheid. Denkbeeldig nestel ik me daarom in de gedachten van mijn mede-wachtkamergenoten. Bladerend in tijdschriften laat ik ondertussen mijn blik rondgaan en denk:
‘Waar ging het mis? Waarom zitten ze hier te wachten op deze dokter? Welk duister verleden of hedendaagse Weltschmerz vergalt hun toekomst,… en is deze dokter hun redding? Blijkt hij de leeuwentemmer die het brullende beest in hen tot bedaren weet te brengen?’
Mijn gedachten zijn nog even bij de man die zo net nog tegenover me zat. Daarna drentelde hij richting spreekkamer. Vol ontzag keek ik naar zijn manier van opstaan, hoe hij vervolgens voetje voor voetje de weg richting spreekkamer aflegde.
‘Hoeveel van welke pillen belemmerden hem daarbij?’ vraag ik me tegelijkertijd af.
Rondom zag ik hoe iedereen anders reageert op zo’n bijna struikelende vertraagde opname. Sommigen doen dat met zichtbaar ongeduld, de wachtende dokter bij de deur is er een mooi voorbeeld van. Wanneer onze blikken elkaar kruisen, zie ik dat hij zich betrapt voelt.
Het is amper een minuut geleden als de deur opnieuw openzwaait en de dokter in de deuropening verschijnt. Hij kijkt me aan en wenkt. Hoewel zichtbaar verrast – ik houd van tempo, maar deze snelheid doet bijna buitenaards aan – sta ik gelijk op en volg hem richting spreekkamer.
Daar zit de bijna struikelende man van zonet. Weer net zo levenloos als kort daarvoor in de wachtkamer maar nu tegenover het bureau van de dokter. Opnieuw valt me op hoe indrukwekkend leeg een blik kan kijken. De dokter zit dan alweer op zijn plek en begint een betoog – Nee, hij biedt mij geen stoel aan.
Zich wendend tot de patiënt start hij een tirade. Daarbij moeten vooral de pillen die de patiënt slikt het ontgelden. Alleen maar narigheid, begrijp ik uit zijn woorden. Ten slotte kijkt hij bijna bestraffend naar de patiënt. Tegelijkertijd klinkt er naar mij wijzend:
‘Zo, vertel jij die mijnheer maar eens wat voor rotzooi de farmaceutische industrie maakt.’
Verlegen kijkt de man op naar de dokter en draait daarna heel even zijn hoofd, moeizaam omhoogkijkend onze blikken elkaar. Reden waarom ik uit de hoek van de kamer er een stoel bij pak en naast hem zitten. Ik wil niets missen van wat hij zegt. Helaas is zijn gemompel onverstaanbaar. Dan neemt de dokter het opnieuw gesprek over en spuide nieuwe meer ellende over de tafel. Met opnieuw als conclusie; allemaal de schuld van de industrie. Wanneer de dokter even zwijgt, kijk ik naar de patiënt en vraag of ik hem iets mag vragen. Nadat hij zijn arts heeft aangekeken, knikt zijn hoofd nauwelijks zichtbaar en vraag ik:
‘Waarom slikt u deze pillen?’
Hij reageert verbaasd, zwijgt aanvankelijk maar mompelt uiteindelijk, nauwelijks verstaanbaar, ‘van de dokter gekregen.’
‘En waarom schrijft de dokter die pillen voor?’
Me aanstarend, en daarna ook de dokter, zwijgt hij even en begint dan een wat verward verhaal. Daaruit distilleer ik zaken als ‘slecht slapen, altijd moe zijn, nergens zin in hebben en niets meer leuk vinden. Daarna zwijgt hij en vat ik zijn verhaal samen in de vraag:
‘En toen schreef de dokter u pillen voor.’
Hij knikt.
Hem zo vriendelijk mogelijk aankijkend, vervolg ik met:
‘En wat nog meer?’
Terwijl hij zijn hoofd nu helemaal naar mij draait, krijg ik de kans in zijn steeds groter wordende ogen te kijken waaruit de verbazing bijna explodeert.
Ik herhaal mijn vraag, maar nu met de aanvulling of de dokter nog iets meer deed dan alleen maar pillen voorschrijven? … Praten bijvoorbeeld. Met hem alleen, of in groepen met mensen die iets vergelijkbaars hebben als hij, en of de dokter ook wilde weten hoe u leeft, wat u voelt en of het allemaal al lang duurt? En of er misschien een aanwijsbare reden is, bijvoorbeeld een vervelende gebeurtenis waarom u zich zo moe en vervelend voelt?
Wezenloos staart hij nu weer voor zich uit en net op het moment dat de dokter het gesprek wil overnemen, schudt hij voor zijn doen heftig met zijn hoofd.
Dan leg ik een hand op zijn arm, negeer de dokter, maar vertel aan de man wat hij zou moeten weten. Bijvoorbeeld dat de pillen die ik verkoop, niets kunnen oplossen, ook bij hem niet. Dus geen problemen, geen treurige jeugd, een slecht huwelijk of andere narigheid. Oké, je kunt er een tijd goed op slapen, maar de reden van de slapeloosheid blijft onveranderd. En als je bang bent, wordt dat mogelijk wat minder, maar aan de reden waarom je bang bent, verandert er ook helemaal niets. Heeft de dokter u dat verteld?’
Me aankijkend zie ik hoe zijn ogen plotseling weer groter worden, waarna zijn hoofd heftig ‘nee’ schudt. Dat blijft hij doen tot ik besluit de sessie te beëindigen. Opstaand van mijn stoel, richt ik me tot de dokter:
‘’t Is niet veel dokter, maar genoeg voor een begin, lijkt me. Ik draag het graag weer over aan u.’
joep scholten
6 december 2024 / 14:56Dag Joep,
Dank voor je meelevende reactie en jouw boeiende herinneringen.
Wat betreft het laatste:
Het medisch bolwerk kan vanuit allerlei perspectieven worden belicht en beschreven.
Wil je dat bolwerk beter leren kennen dan moet je die verschillende perspectieven
naast elkaar leggen. Pas dan wordt duidelijk hoezeer bijvoorbeeld de beleving van een dokter afwijkt van de beleving van een patiënt (of zijn/haar begeleider) De ervaringen van mensen zoals jij die in een andere hoedanig dan als patiënt of begeleider van een patiënt de spreekkamer binnenkwamen/binnenkomen worden onderbelicht. Ik ken helaas maar weinig dokters die altijd zichzelf blijven. Afhankelijk van wie voor hen zit, tonen ze een ander gezicht.
Wat betreft het eerste:
Als voormalige huisarts heb ik geleerd om over een bodemloze put van begrip te beschikken. Dat begrip is er ook nu. Maar ik vind het heel erg dat ik als 70-plusser vanwege mijn leeftijd in deze samenleving ben uitgerangeerd. Ik draai niet meer mee in een al dolgedraaide economie
en dan word je automatisch afgeschreven. Mijn zorg voor vluchtelingen voorkomt dat mijn
leven volledig zinloos is geworden. Hij gaat mij niet om het oprechte respect dat je van
vluchtelingen krijgt maar om de zorg die ik hen kan geven op een andere manier dan de
zorg die als huisarts aan patiënten gaf. Het is groot voorrecht dat ik zo dichtbij deze mensen mag staan.
Hartelijke groet,
Ignace
Ignace Schretlen
6 december 2024 / 23:22