‘Ook buiten de JGZ van waarde’
AJN-voorzitter Mascha Kamphuis over jeugdartsen
Nog een paar maanden en dan zit haar termijn als voorzitter van AJN Jeugdartsen Nederland erop. Arts M&G Mascha Kamphuis kijkt terug én vooruit: “Het vak van jeugdarts wordt steeds meer als volwaardig vak gezien.”
Tekst: Martijn Reinink | Beeld: Nout Steenkamp
Een cursus van twee weken. In 2003 is dat het enige wat Mascha Kamphuis (47) als basisarts hoeft te doen om kennis te vergaren voor haar werk op het consultatiebureau. Anno 2018 wordt er meer verlangd van een jeugdarts. “Het is een veldnorm, geen wet”, benadrukt Kamphuis, “maar ik schat dat zo’n 90 procent van onze beroepsgroep nu wel Jeugdarts KNMG is.” Voor deze titel – “een mooie erkenning, geen medische specialisatie” – moet je de eerste, beroepsgerichte fase van de opleiding tot arts maatschappij & gezondheid hebben afgerond. In het tweede deel van deze vierjarige opleiding staan beleid, management en wetenschappelijk onderzoek centraal. Heb je ook die fase voltooid, dan ben je Arts M&G, wél een medische specialisatie.
Op termijn zouden alle jeugdartsen Arts M&G moeten zijn, vindt Kamphuis. “Een deel van de huidige jeugdartsen zegt: ‘dat is niet nodig voor wat ik doe, het is prima zo’. Maar wat vragen kinderen en ouders over twintig jaar? En ketenpartners? Samenwerking met andere disciplines, met de gemeente, met wijkteams; het is al van belang en wordt nóg belangrijker. En daarom heb je een stevige opleiding nodig, waarbij je niet alleen medische, maar ook kennis uit andere vakgebieden opdoet. Als we als jeugdartsen niet verstevigen, dan verdwijnen we.”
Complexer
Volgens Kamphuis is het werk in de jeugdgezondheidszorg (JGZ) de laatste jaren veel complexer geworden, door de komst van de Jeugdwet in 2015, maar ook door maatschappelijke ontwikkelingen. “Van oorsprong is de JGZ gericht op medisch screenen, meten en wegen. Met de jaren is daar ook psychosociale begeleiding bij gekomen. We signaleren steeds vaker depressie, eenzaamheid, gameverslaving en obesitas. En ook de andere kant van leefstijlproblematiek: doorslaan in gezond eten. Er zijn ouders die er extreme ideeën over voedsel op na houden, wat doorwerkt op kinderen. Al die ontwikkelingen vragen andere vaardigheden dan de meetlat. Artsen zijn opgeleid tot probleemoplossers. Nu moeten we samen met kind en ouders naar oplossingen zoeken. Gespreksvoering is veel belangrijker geworden.” Want ouders slikken allang niet meer alles wat de dokter zegt voor zoete koek. Kijk alleen al naar de dalende vaccinatiegraad.
Gespreksvoering is veel belangrijker geworden, want ouders slikken allang niet meer alles wat de dokter zegt voor zoete koek
Kamphuis gelooft niet dat verplicht vaccineren de oplossing is. “Niet bij de eigengereide Nederlandse bevolking. Dat werkt alleen maar averechts. Bovendien: als je het verplicht stelt, hoe ga je dat controleren? Niemand is verplicht om naar de JGZ te komen.” Hoe dan wel die daling een halt toe te roepen? “Investeren in goede gesprekken. Openheid van de professional: waar komt die angst vandaan? Flexibiliteit in vaccineren. Én in de media laten zien hoe heftig de ziekten zijn waarvoor we vaccineren. Vertel de verhalen van ouders die een kind hebben verloren aan kinkhoest.”
Bewuste keuze
Vaccineren gaat natuurlijk vooral de jeugdarts op het consultatiebureau aan, maar er zijn ook jeugdartsen op andere plekken werkzaam. Als Kamphuis in 2014 begint als voorzitter van de beroepsvereniging staat deze nog bekend als Artsen Jeugdgezondheidszorg Nederland. Nu treedt de vereniging naar buiten als AJN Jeugdartsen Nederland. “Een bewuste keuze”, zegt Kamphuis. “Omdat jeugdartsen ook búiten de JGZ van waarde kunnen zijn. In de ggz, in revalidatiecentra, in spraak/taalcentra. De jeugdarts is de brug tussen de specialist en het gewone leven. Hoe kan je met een motorische of spraakbeperking nog zo optimaal mogelijk functioneren op school? Dát is de expertise van de jeugdarts.”
Nu gemeenten bestuurlijk en financieel verantwoordelijk zijn voor de gehele jeugdzorg, moet de jeugdarts zijn waarde laten zien
Wat de JGZ, en de jeugdarts in het bijzonder, kan en al doet op het gebied van preventie en op sociaal vlak, is niet overal bekend. En dat ligt voor een deel aan de beroepsgroep zelf, erkent de AJN-voorzitter. “We zijn er honderd jaar vanzelfsprekend geweest. Er was geld, wij deden ons ding. Het zit niet in de aard van de jeugdarts om naar buiten te treden. Jeugdartsen zijn doorgaans betrokken mensen, met hart voor kind en gezin, die goede zorg willen leveren, maar wel binnen de spreekkamer.” Met de invoering van de Jeugdwet is die vanzelfsprekendheid verdwenen. Nu gemeenten bestuurlijk en financieel verantwoordelijk zijn voor de gehele jeugdzorg, moet de jeugdarts zijn waarde laten zien. “In het begin waren er wethouders die dachten dat de leidsters op de kinderopvang ook wel de vaccinaties konden doen en de motorische ontwikkeling konden bijhouden. We hebben veel moeten uitleggen; het vertrouwen moeten winnen. Daar zijn we wel in geslaagd. Al spreekt er niet veel vertrouwen uit het feit dat er gemeenten zijn die elke verwijzing naar de ggz willen laten controleren door een functionaris. Ik snap wel dat ze controle willen op verwijzingen, maar op deze manier heeft het kind er alleen maar last van.”
Glas halfvol
In algemene zin is Kamphuis overigens wel positief gestemd over de transitie naar de gemeente. “Natuurlijk gaat er nog veel niet goed. Doordat er officieel geen verbinding is tussen de Jeugdwet en de Wet publieke gezondheid, verloopt de samenwerking tussen jeugd- en wijkteams en de JGZ op veel plekken moeizaam. Kwetsbare groepen hebben moeite om de weg naar de juiste hulp te vinden, bleek ook uit een evaluatie eerder dit jaar. Maar ik ben van het halfvolle glas. Het heeft tijd nodig. De zorg is dichter bij de wijk gekomen, dat is positief. En de samenwerking tussen jeugd- en huisartsen is veel beter dan voorheen.”
Al verschilt dat wel per regio. “Zelf heb ik als enige jeugdarts in een dorp gewerkt met drie huisartsen. Dan weet je elkaar makkelijk te vinden. Als je jeugdarts bent op een Amsterdamse school, met kinderen uit de hele stad, dan heb je misschien wel met vijftien huisartsen te maken. Dan is dat veel lastiger.” Wat daarbij ook meespeelt, is dat de jeugdarts vaak parttime werkt en niet altijd bereikbaar is. “Dat is zeker een punt van aandacht. Bereikbaarheid is ontzettend belangrijk. De jeugdarts moet bereikbaar zijn voor de huisarts, maar ook voor klanten. Iemand met een huilbaby, die zich om 20.00 uur ’s avonds geen raad weet, zou naar de JGZ moeten kunnen bellen, net zoals je een huisartsenpost kunt bellen.”
Is daar wel voldoende capaciteit voor? Er is al een tekort aan jeugdartsen en dat tekort wordt voorlopig alleen maar groter. De uitstroom door vergrijzing is groter dan de aanwas vanuit de opleiding. “Het kan ook een jeugdverpleegkundige of een assistente zijn die de telefoon aanneemt”, zegt Kamphuis. “Om het tekort aan jeugdartsen op te vangen, moeten we sowieso kijken welke taken we kunnen verschuiven.”
Om de instroom te bevorderen, doet de AJN van alles om het vak meer bekendheid te geven en het aantrekkelijker te maken. “We zijn de laatste tijd meer in de media, bijvoorbeeld als het gaat over vaccinaties. Dat helpt. Wat ook helpt, is dat er faculteiten zijn die het co-schap sociale geneeskunde hebben uitgebreid van twee naar zes weken. Daardoor krijgen studenten een beter beeld van wat het vak inhoudt.”
Iemand met een huilbaby, die zich om 20.00 uur ’s avonds geen raad weet, zou naar de JGZ moeten kunnen bellen, net zoals je een huisartsenpost kunt bellen
Wat ook moet bijdragen, is de vernieuwing van de opleiding arts maatschappij & gezondheid. “Nu ga je als basisarts ergens werken en volg je daar de opleiding. Vanaf 1 januari 2019 kom je net als de huisarts in opleiding in dienst van één werkgever, de SBOH, en word je op verschillende plekken opgeleid, zodat je in en van meerdere situaties kan leren.” Ook worden er stages van drie maanden ingevoegd in de opleiding – voor de jeugdarts bijvoorbeeld op de afdeling kindergeneeskunde en in de kinderpsychiatrie. “Dat zorgt voor verdieping én die specialismen zien van dichtbij wat de jeugdarts te bieden heeft. Dubbele winst dus.”
Verder gaat de AJN kijken of ze het werk kunnen verbreden. “De jeugdarts mag geen aanvullende diagnostiek doen en geen medicatie voorschrijven. Een kind met eczeem of spruw moet nu eerst langs de huisarts voor een recept. Dat is alleen maar extra belasting voor de ouders en voor de huisarts die al hartstikke vol zit. Dat zouden wij prima zelf kunnen doen.”
Langduriger contact
Al deze inspanningen moeten ervoor zorgen dat meer jonge artsen kiezen voor het vak van jeugdarts. En vooral: dat ze er bewust voor kiezen. “Doe je dat, dan ben je ook eerder geneigd naar buiten te treden”, vermoedt Kamphuis. “In het verleden was het meestal niet iemands eerste keus om jeugdarts te worden, maar een oplossing voor het geval je niet in opleiding kon komen en/of parttime wilde werken.”
Als Kamphuis in 1997 haar artsenbul op zak heeft, kent ze het vak van jeugdarts helemaal niet. Aanvankelijk wil ze kinderarts worden. Ze doet promotieonderzoek, omdat onderzoek haar interesse heeft en de mogelijkheid zich voordoet, maar ook om haar kansen op een opleidingsplek te vergroten. “Tot ik als anios op een kinderafdeling ervoer dat het werk vooral bestond uit brandjes blussen. Je komt langs, voert een gesprek en vliegt weer door. Het werk in de JGZ is niet zo hapsnap. Het is gericht op preventie. Fundamenteler. Je hebt langduriger contact. Dat paste beter bij me.”
Vanaf het begin combineert ze het werk op het consultatiebureau met een dag onderzoek bij TNO. Met de jaren legt ze zich steeds meer toe op onderzoek en doet ze steeds minder patiëntenzorg. In 2014 komt daar het voorzitterschap bij de AJN bij. Als ze in 2016 ook nog start met de tweede fase van de opleiding Arts M&G stopt ze helemaal op het consultatiebureau.
Haar termijn als voorzitter zit er bijna op. In november draagt Kamphuis het stokje over aan Astrid Nielen, stafarts bij GGD Amsterdam. En dat doet ze met een tevreden gevoel. “We zijn er nog niet. Een imago veranderen heeft tijd nodig, maar ik merk dat het vak van jeugdarts steeds meer als een volwaardig vak wordt gezien.”
Curriculum vitae
Mascha Kamphuis (1970) geboren in Groningen
- 1989-1997 geneeskunde,Universiteit Utrecht
- 1998-2002 promotieonderzoek Quality of life in adults with congenital heart disease LUMC en TNO Preventie en Gezondheid, Leiden
- 2002-2016 jeugdarts consultatiebureau, Stichting JGZ Zuid-Holland West,
- 2003 applicatiecursus voor consultatiebureauartsen, AMC, Amsterdam
- 2004 1e fase opleiding Arts M&G, profiel JGZ (1e jaar),
- TNO-KvL, Leiden 2005-2016 senior onderzoeker (vanaf 2015 adviseur), TNO, Leiden
- 2008 1e fase opleiding Arts M&G, profiel JGZ (2e jaar), TNO-KvL, Leiden
- 2012-2014 vicevoorzitter AJN
- 2014-heden voorzitter AJN
- 2014-heden projectleider rondom transitie jeugdzorg en regie op preventie, Stichting JGZ Zuid-Holland West, Zoetermeer
- 2015-heden senior onderzoeker expertisecentrum, Stichting JGZ Zuid-Holland West, Zoetermeer
- 2016-2018 2e fase opleiding Arts M&G, NSPOH, Utrecht
2 reacties
Mooi verwoord!
Veel geluk en succes Mascha.
Hanneke Kossen-Boot
Hanneke Kossen-Boot
15 juli 2018 / 17:19