Pas op: overspannen dokters!

How many times can a man turn his head
And pretend that he just doesn’t see?
The answer, my friend, is blowin’ in the wind
The answer is blowin’ in the wind.

Hoe vaak kan een mens zijn hoofd afwenden
En doen alsof hij het gewoon niet ziet?
Het antwoord, mijn vriend, waait mee met de wind
Het antwoord waait mee met de wind

Uit Blowin’ in the wind (1962) van Bob Dylan

Zou het helpen? Verplicht bij elke ziekenhuisingang een kanjer van een bord: ‘PAS OP: OVERSPANNEN JONGE DOKTERS!’. Net zolang tot er écht iets aan de werkomstandigheden gebeurt. Laat patiënten maar flink schrikken en besturen, directies en managers schaamrood op hun kaken krijgen. En mocht het niet helpen dan gaan wij nog een stapje verder: ‘IN DIT ZIEKENHUIS LOOPT U GEVAAR!’.

‘Laat patiënten maar flink schrikken en besturen, directies en managers schaamrood op hun kaken krijgen’

Ofschoon de dramatische ramp in Beiroet op 4 augustus jl. dagenlang terecht het nieuws beheerste, bleek twee dagen later de kop Helft jonge artsen denkt weleens over stoppen in de NRC de media in vervoering te brengen. Plots stond het rapport naar werkplezier en werkstress van De Jonge Dokter in samenwerking met onderzoeksbureau Sardes in het middelpunt van de belangstelling. Uit een begeleidende rapportage met als titel Voor een jonge arts is het ziekenhuis niet altijd een veilig plek  blijkt dat 1 op de 5 jonge artsen een burn-out krijgt. Welkom in het ziekenhuis!

‘Wat? Je meent het! Fantastisch… Wat een succes! Een co-assistent die overwerkt is. Hoe is het mogelijk?’Dokter Wouters liep handenwrijvend  door zijn kamer. ‘Dat is iets voor je dagboek, Van Es!’

Het voorval uit 1977 heeft inderdaad mijn dagboek Anatomie van het gevoel (verschenen onder het pseudoniem Alexander van Es) gehaald. Die overspannen coassistent was en is nog steeds mijn – ook het dagboek als zodanig genoemde – vriend Noud (inmiddels gepensioneerd uroloog). Wat toen gebeurde, gebeurt nog elke dag! In 1992 was ik nauw betrokken bij een onderzoek naar burn-out onder huisartsen. Er was toen al en er is nog steeds weinig veranderd.

Ik grossier in onderzoeksrapporten naar burn-out onder medisch studenten, coassistenten, jonge dokters, huisartsen en specialisten, maar eigenlijk interesseert mij tegenwoordig slechts één vraag: hoe kunnen kwalijke – keer op keer bevestigde – ontwikkelingen die ten koste gaan van zorgverleners en zorgvragers gewoon doorgaan zonder dat er meer gebeurt dan dat ze vaak prominent de media halen en hierover – dat misschien nog wel – op de werkvloer wordt gesproken? Wat of wie verhindert dat aan deze serieuze problematiek écht iets wordt gedaan? En wie hiervan niet overtuigd is adviseer ik de literatuurreferenties onder het artikel Burn-out in de opleiding tot medisch specialist (2005).

Ik vrees dat er om twee redenen sprake is van een vrijwel onoplosbaar probleem: 1) het zit verankerd in onze samenleving, en 2) de medische cultuur verzet zich bijna letterlijk met alle macht tegen verandering. Eerder dit jaar verscheen een interessant onderzoek van de Inspectie SZW (voorheen Arbeidsinspectie) van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over jonge professionals en psychosociale arbeidsbelasting (PSA) in vier sectoren: accountancy, ziekenhuizen, ICT en horeca. In de accountancy is de problematiek het grootst. Ziekenhuizen en horeca scoren samen het hoogst wat betreft ‘ongewenste omgangsvormen’ (intern en extern). En dan maar blijven denken dat het doktersgilde bestaat uit een beter slag mensen.

‘Hoeveel jaren zitten er tussen slachtoffer en dader zijn?’

Terug naar het rapport van De Jonge Dokter: ‘Bijna een derde van de jonge artsen heeft te maken gehad met machtsmisbruik door een collega. Acht procent van de respondenten geeft aan te maken gehad te hebben met seksuele intimidatie door een collega.’ Wie zijn precies die ‘jonge dokters’? Socioloog en onderzoeker Ellen Donkers (Sardes): ‘Er wordt geen leeftijdsgrens gehanteerd: men is het zolang men zich ‘jonge dokter’ voelt.’

Welke collegae bezondigen zich aan machtsmisbruik en seksuele intimidatie? Die moeten toch ooit ook ‘jonge dokter’ zijn geweest en wie weet misschien zelfs wel het slachtoffer van machtsmisbruik en seksuele intimidatie. Hoeveel jaren zitten er tussen slachtoffer en dader zijn? En wat gebeurt in deze periode? Hebben ze misschien in die tijd hun opleiding tot specialist afgerond of is dit een onzinnige speculatie. Willen we ooit een stap verder komen – en dat móet – dan ligt hier werk aan de winkel voor een onafhankelijke commissie, die er bij voorbaat op moet kunnen rekenen dat de conclusies door alle federatiepartners van de KNMG worden overgenomen. Er zijn heus wel oplossingen te bedenken maar belangen – vooral financiële belangen – zullen zoals altijd wel een struikelblok blijven vormen.

Delen