Profvoetballer

Pas tijdens de tweede ontmoeting met Khalid* (28) en Parwen (23) vernemen wij dat dit jonge Jezidische stel samen met Navîn (14), de een-na-jongste broer van Khalid, naar Nederland is gevlucht. Met zijn drietjes delen ze al ruim een half jaar een kamer van ongeveer twaalf vierkante meter in de noodopvang. Deze bevindt zich op ruim twee kilometer van ons huis in een landelijke omgeving op een bijna aan het oog onttrokken locatie. Zelfs wanneer men over het juiste adres beschikt, blijft het zoeken.

De toekomst van deze noodopvang is onzeker. De kans bestaat zelf dat de paviljoens al zijn opgedoekt wanneer je deze woorden leest. Over het lot van de driehonderd vluchtelingen kan of wil het COA geen mededelingen doen.

Beide broers delen dezelfde droom om profvoetballer te worden. Khalid werd echter in Irak niet toegelaten tot de sportacademie omdat hij Jezidi is. Zelfs in de noodopvang wordt hij om diezelfde reden gediscrimineerd door vluchtelingen uit Syrië en Jemen. Hoe verdraagzaam moeten wij ons jegens medemensen opstellen die zelf onverdraagzaam zijn?

Hoe verdraagzaam moeten wij ons jegens mensen opstellen die zelf onverdraagzaam zijn?

Mogelijk verklaart dat eveneens waarom ook Navîn nog geen vrienden in de noodopvang heeft gemaakt. Op school heeft hij gelukkig wel een vriendje, maar die is ook Jezidi. De jongen kampt al langere tijd met forse hoofdpijn en spontane bloedneuzen. Zijn conditie is ronduit slecht. Hij kan nauwelijks meer dan een half uur lichamelijke inspanning aan.

Het klinkt tamelijk verontrustend maar wat moet je hiermee? Zelfs in de periode dat ik als huisarts werkzaam was, zou ik niet meer kunnen doen dan aandringen op een bezoek aan de dokter. Khalid stuurde mij kort hierna een foto van het advies dat zijn broer had gekregen. Navîn moest driemaal daags twee tabletten paracetamol (500 mg) samen met één tablet ibuprofen (400 mg) slikken.

Dat maakte mij niet echt enthousiast. Via Khalid drong ik aan op verder onderzoek. Asielzoekers hebben immers recht op álle medische zorg die onder het basispakket valt. Natuurlijk diende ik mij niet te bemoeien met het medische beleid. Twee of drie weken later hoorde ik dat bij Navîn sprake was van bloedarmoede, waarvoor hij voedingsadvies kreeg.

‘Het leek me verstandig een brief in zeer voorzichtige bewoordingen te schrijven’

Natuurlijk had ik mijn bedenkingen, maar ik bleef mij terughoudend opstellen, zeker omdat ik de jongen nog nooit had gezien. Een maand later vertelde Khalid dat de klachten van zijn broer nog niet waren verdwenen. Desgevraagd stuurde hij foto’s van de bloeduitslagen. De bloedarmoede leek gelukkig mee te vallen maar er was mogelijk wél sprake van een hemoglobinepathie of thalassemie. Het advies om verder onderzoek te laten doen was echter níet opgevolgd.

Daarom vond ik het nu wel de hoogste tijd om actie te ondernemen. Dat had ik trouwens ook gedaan wanneer ik geen huisarts was geweest. Het leek mij verstandig om een brief in zeer voorzichtige bewoordingen te schrijven, want sommige dokters hebben lange tenen.

Maar tot wie moet ik mij mijn brief richten? Khalid kon mij geen naam noemen. Bij de noodopvang kreeg ik te horen dat hier zowel verpleegkundigen als artsen werkzaam zijn. De uitslagen van het bloedonderzoek waren gegaan naar ‘Dr. Hendriks’, waarbij een voor mij onbekend adres stond, dat naar een locatie van ‘GZA Healthcare’ leidde. Aldaar kende men geen ‘dokter Hendriks’ maar wel een verpleegkundige met die naam. Een collega bevestigde dat die inderdaad het bloedonderzoek had aangevraagd. Het was blijkbaar lastig om met haar in contact te komen. Onverrichter zake belde ik opnieuw de noodopvang. Nadat ik mijn verhaal had verteld, kreeg ik alsnog de naam van een huisarts die bijna vijftig kilometer verderop een praktijk heeft.

‘Houden van is misschien net iets te veel gevraagd’

Houden van is misschien net iets te veel gevraagd, maar het lijkt mij niet onredelijk om van dokters te verwachten dat zij op zijn minst enige ‘basale belangstelling’ voor mensen – ongeacht wie – kunnen opbrengen. Ik ken artsen die het liefst zo weinig mogelijk geld naar medische zorg voor vluchtelingen zien gaan, omdat ‘een deel van hen toch weer het land verlaat’. Gelukkig kreeg ik na een ochtend speurwerk een échte idealist aan de lijn die zich voor Navîn wil inzetten. Uiteindelijk blijkt de jongen een vorm van thalassemie te hebben die mogelijk een deel van zijn klachten kan verklaren. Een loopbaan als profvoetballer zit er echter voorlopig niet in. Inmiddels heb ik de jongen ontmoet. Op meer dan bewonderenswaardige wijze draagt hij zijn lot.

* Om redenen van privacy zijn de namen gefingeerd

Delen