Ravijnjaar 2026
Het ravijnjaar komt eraan, het jaar dat veel gemeenten in financiële nood dreigen te komen. Voorheen vooral bestuurlijk jargon, ondertussen een term die steeds vaker oppopt in het nieuws en collegiale overleggen.
Voor sommigen beangstigend, voor anderen dé kans om eindelijk hun lang gewenste reorganisatie verder te brengen. Welke zorg kan doorgaan? Hoe verschuiven we tijdig noodzakelijke zorg, als we inschatten dat we deze zelf niet meer kunnen bieden? Ik hoor collega’s die de mix van overweldiging en onrust herkennen en met mij worstelen met de vraag “MaarHoeDan?”.
Prioriteit is dat zorgverleners zélf meer zicht krijgen op de beschikbare financiële middelen, of juist de afwezigheid daarvan, en inschatten wat dit betekent voor de continuïteit van zorg. Waar de continuïteit van zorg in het geding is, raakt dat het hart en de eed van zorgverleners. Dat vraagt medisch en verpleegkundig leiderschap, actieve deelname aan de ingewikkelde gesprekken over knellende begrotingen. Het ravijnjaar wordt een lakmoesproef voor allen die – net als ik – geloven in de kracht van meer zeggenschap van zorgverleners.
Een korte samenvatting voor wie het ravijn nog niet kent:
Verschillende financiële afspraken tussen Rijk en gemeenten komen eind 2025 ten einde. Hoeveel van de publieke middelen per 2026 terechtkomen in het Gemeentefonds, de basis van gemeentelijke activiteiten, is onzeker. Gemeenten vrezen bezuinigingen en dat voelt als een ravijn.
‘Dit raakt het hart en de eed van zorgverleners’
Dit is niet zomaar een financiële strijd tussen de bestuurlijk verantwoordelijken in ons land. Dit raakt de continuïteit van zorg, omdat in ons gedecentraliseerde land de colleges van burgemeesters en wethouders verantwoordelijk zijn voor veel activiteiten om de gezondheid van inwoners te beschermen en te bevorderen. Om deze verantwoordelijkheid in te vullen, schaken ze tussen wetten gericht op onder andere onze leefomgeving, armoedebestrijding en zorg.
Gemeenten werken soms individueel (besluit om een zwembad open te houden) en vaker samen (bijvoorbeeld inkoop van jeugdzorg of dagbesteding voor ouderen). Gemeenten onderhandelen met de ministers en staatssecretarissen van verschillende departementen – samengevat het Rijk – over geld en beslismacht: wie mag wat bepalen. Denk aan de financiële middelen die nodig zijn voor woningbouw, (thuis)zorg, het voorbereiden op crises of het bevorderen van de gezondheid en welzijn van jongeren.
Er is door de decennia heen een waaier aan geldstromen ontstaan die de slagkracht van gemeenten beïnvloedt: via het Gemeentefonds, doeluitkeringen, subsidies en specifieke uitkeringen (SPUKs). Uiteindelijk zijn de verschillende geldstromen terug te leiden op de wijze waarop wij in ons land betalen voor publieke voorzieningen: via ons belastingstelsel en werkgevers- en werknemersbijdragen. Uw en mijn geld.
Ik hoor te vaak naar mijn smaak: “Niemand overziet de geldstromen in de zorg.” Áls dat al zo is, dan is dat onwenselijk en verdient het onze gezamenlijke aandacht om dat overzicht terug te brengen. De financiële gezondheid van gemeenten, zorg- en welzijnsinstellingen is een basisvoorwaarde voor de toegang tot zorg.
Wie leert zorgverleners hun rol(len) te pakken in de ingewikkelde gesprekken?
Gepusht door het ravijnjaar, kunnen we de fundamentele gesprekken over de verdeling van financiële middelen in en rond de zorg sneller voeren. Wat mij betreft doen we dat niet vanuit verontwaardiging over een aangekondigde bezuiniging op één specifiek programma of vanuit versnipperde lobby voor één sector.
Liever zie ik een bewuste stap naar financiële borging van wenselijke zorgpraktijken, met meer oog voor de beschikbare mensen en middelen. Ja, dat is (heel) ingewikkeld én een plicht voor iedere bestuurder en zorgverlener die zeggenschap handen en voeten wil geven. Ik wacht op Prinsjesdag, het moment dat we meer horen over de financiële afspraken van het nieuwe kabinet. Ik hoop van harte dat de wetenschappelijke en brancheverenigingen van zorgverleners webinars zullen organiseren voor hun achterban, zodat zorgverleners worden toegerust hun rol(len) te pakken in de ingewikkelde gesprekken. Hoe lees ik de rijksbegroting? Wat betekenen de politieke keuzes voor de toegankelijkheid van zorg?
Als we de collectieve wijsheid van zorgverleners en bestuurders benutten, kunnen we de schade van het ravijnjaar beperken. Met die overtuiging demp ik mijn angst voor de komende jaren.
1 reactie
Van harte eens en uitmuntend zakelijk beschreven, dank! Dat kunnen we goed gebruiken, hopelijk gaan we dat ook doen.
Vanuit de RVS zal er niet veel anders dan zoals geschetst worden gestimuleerd. Haar voorzitter pleitte in 2010 al voor het afschaffen van zorgregistratiegedoe.
Zelf voeg ik aan deze overwegingen en verwachtingen altijd toe dat we ons eerst en vooral op de vraag moeten richten (het is net economie) met de grijsgedraaide trias “nut, noodzaak en doelmatigheid”.
De tweede kanttekening is dat we iedere suggestie dat geleverde zorg niet meer beloond kan worden en “dus” in mantelzorg mag worden vertaald uit den boze is: omwille van bovengenoemde trias en ook omdat er geen verborgen geldstromen achterblijven op openvallende zorgtrajecten.
Last but not least zullen we ook heel hard moeten nadenken hoe we die onbeloonde mantelzorg dan wél gaan waarderen. Een ontbrekende beloning betekent immers geen afwezige waardering, bijvoorbeeld in een bescherming van het aantal uren dat mantelzorg wordt ingezet. Daar kun je zelfs arbo-diensten bij inzetten als het de opdrachtgevers zelf niet lukt.
Pieter Wijnheijmer
15 september 2024 / 20:52