Schijtluis

Tijdens de vlucht van het Griekse Preveza naar Schiphol ben ik ingedommeld wanneer rechts vooraan in het vliegtuig een man een schreeuw slaakt. Ik schrik, schiet overeind en tuur of iemand onwel is geworden. Een paar maanden geleden las ik dat artsen die uit het BIG-register zijn geschrapt zich ook niet meer als dokter mogen melden wanneer om een arts wordt gevraagd. Dat was – schrijf ik eerlijk – een rustgevende gedachte. Er blijkt nu echter geen dokter nodig, nog sterker, er is helemaal niemand onwel geworden.

Twee dagen later wordt mijn geweten écht wreed op de proef gesteld. In de bus ligt een brief van een buurtgenoot:

 ‘Enkele weken geleden was ik betrokken bij een reanimatie op een station. Door snelle inzet van een AED (simpel uitgelegd: een schokapparaat dat bij een hartstilstand het hart weer in zijn normale ritme kan schokken) heeft de mevrouw in kwestie het overleefd. Bij een hartstilstand telt iedere seconde en daarom is het cruciaal om snel geholpen te worden met een AED. Dit kan de overlevingskansen met tientallen procenten verhogen, want helaas overlijdt nog steeds 75-80 procent van de 300 slachtoffers per week in Nederland.’

Onze buurtgenoot is bereid om een AED op zijn gevel te laten bevestigen maar wil – volledig terecht – de kosten van € 2500,- voor 8 jaar wel delen. Uiteraard willen wij hieraan graag ons steentje bijdragen. Maar dan volgt er nog een vraag: ‘Bent u bereid mee te doen aan een reanimatie- en AED-cursus en u daarna aan te melden als burgerhulpverlener?’ De meeste mensen weten dat vrouwlief en ik huisarts zijn geweest. Ze zullen van ons niet anders verwachten dan dat wij ons hiervoor opgeven. Ondanks de grote morele druk die ik voel, vul ik ‘nee’ in. Ik ben een schijtluis, een ontzettende schijtluis. Schretlen, schrijf dát maar in jouw blog!

Bent u bereid mee te doen aan een reanimatie- en AED-cursus en u daarna aan te melden als burgerhulpverlener?

Wanneer ik geen dokter maar leraar was geworden, was er geen twijfel mogelijk: dán had ik zeker burgerhulpverlener willen worden. Nu raak ik verstrikt in een web van verwarrende gedachten. Waarom ben ik niet bereid om burgerhulpverlener te worden? Tijdens mijn loopbaan als huisarts heb ik verschillende malen mensen trachten te reanimeren: zonder succes. De navrante herinneringen vervullen mij nog altijd met walging. Met diabetes en een hartaandoening loop ik zelf ook een aanzienlijk grotere kans op een hartstilstand. Een plotse dood is natuurlijk niet leuk voor de nazaten, maar zal voor mijzelf een zegen zijn en daarom hoef ik zelf niet gereanimeerd te worden. Toch speelt dit geen rol bij mijn besluit.

Een jaar geleden hebben vrouwlief en ik ons opgegeven voor een cursus van de tennisvereniging om met een AED te leren omgaan. Ook toen voelden wij die morele druk. Er waren echter te weinig cursisten. De weerstand zit dus niet in onwil om kennis te maken met de AED. Wat ons weerhoudt is het gevoel dat je als burgerhulpverlener continu dienst hebt. Ik weet het: wat is de kans dat je in actie moet komen en dan nog… Maar in onze beleving roept het toch de associatie op aan de meest onaangename kant van ons voormalige beroep: nog los van de diensten waren wij jarenlang zeventien uur per etmaal bereikbaar! Dat heeft ons leven getekend. Van mijzelf weet ik dat ik buurtgenoten niet laat stikken maar de rol van burgerhulpverlener kan ik – schijtluis die ik ben – níet aan!

Delen