Schipperen met vertrouwen

De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) mag zonder toestemming van patiënten dossiers opvragen en deed dat ook “in het kader van thematisch toezicht van 265 ouderen na ontslag uit 10 ziekenhuizen”. In zijn “Redactioneel” van 4 juli 2015 schrijft Joost Zaat, huisarts en adjunct-hoofdredacteur van het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, over een tegensputterende patiënt in zijn praktijk, die “zijn privacy en mijn beroepsgeheim een te groot goed (vond) om zomaar te verkwanselen”, en hij vervolgt: “Ik mailde dat de inspectie waarna mij op niet al te vriendelijke toon een dwangsom van 100.000 euro in het vooruitzicht werd gesteld als ik zou weigeren mee te werken.”

Twee dagen tevoren had minister Schippers een schrijven van acht kantjes naar de Tweede Kamer gestuurd betreffende “Merkbaar minder regeldruk” maar eigenlijk ging de brief over het omgekeerde: “Minder regeldruk wordt niet gemerkt” oftewel om de minister zelf te citeren: “Een belangrijke les is echter dat de uitvoerende partijen de genomen maatregelen niet altijd als een lastenvermindering hebben ervaren.” De brief is een zelfgenoegzaam ambtelijk dansje om politici en zorgverleners te amuseren waarbij ondanks of juist door allerlei uitwijdingen de kern van de problematiek wordt omzeild. De minister had moeten schrijven: “Omdat zorgverleners niet te vertrouwen zijn, hebben wij de sector met een overmacht aan regeltjes in de nekklem genomen maar helaas werkt dit averechts. Nu doen wij enorm ons best om met minder regeltjes het vertrouwen weer te herstellen maar ondankbaar als altijd reageert de sector alles behalve enthousiast.”

De minister lijkt wel tot enig zelfinzicht te zijn gekomen: “De afgelopen periode is steeds meer op meting van prestaties ingezet: vertrouwen lijkt steeds afhankelijker te worden van te meten prestatie. Eerst zien dan geloven. Dit heeft geleid tot een steeds verdergaande stapeling van toezicht, dubbele controles en de behoefte om alles tot in detail te willen weten, zonder dat dit altijd bijdraagt aan het uiteindelijke doel: inzicht in en het aanbieden van kwalitatief goede, betaalbare en bereikbare zorg voor de patiënt en cliënt.” Maar de remedie getuigt van een nogal kinderlijke naïviteit: eerst uit gebrek aan vertrouwen tot stikkens toe aan de touwtjes trekken en dan serieus denken dat de vertrouwensbreuk wel wordt hersteld door de touwtjes weer wat te laten vieren.

Het is écht schipperen met vertrouwen. Op dezelfde dag waarop Joost Zaat zijn treurige relaas over de IGZ publiceerde, stond in Trouw een artikel van Jos de Mul, hoogleraar filosofie, met als titel “Hoe de overheid vertrouwen verspeelt – en kan heroveren,” waaruit het volgende citaat: “Vertrouwen is een merkwaardig fenomeen. Het is een strategie om je teweer te stellen tegen de ongelukkige toevalligheden die het leven kenmerken. Als je perziken koopt, weet je nooit zeker of die niet vol pesticiden zitten. Vertrouwen betekent doen alsof je die zekerheid wel hebt. Dat geeft gemoedrust. Maar geen garantie: het vertrouwen kan immer worden beschaamd.”Wanneer onze minister deze woorden onder ogen krijgt, ben ik bang dat de touwtjes direct weer worden aangehaald. We zijn trouwens zo braaf geneigd om vertrouwen als een vriendje van de ziel te beschouwen. Maar reclamemakers weten dat het wekken van vertrouwen vooral een kwestie is van uiterlijk vertoon. Toen ik een huisartspraktijk overnam vonden collegae het stuitend dat ik als fervente truiendrager geen colbert of pak droeg; dat wekte bepaald geen vertrouwen. Als compromis kocht ik een peperduur vest van skai-leer, dat ik echter na een paar maanden aan mijn vader heb gegeven.

Ik kan minister Schippers aanbevelen om het boek “Huis van vertrouwen” van Marijke Hafkamp en Lamkje Jellema te lezen omdat hierin het “merkwaardig fenomeen” van vertrouwen grijpbaar wordt door een analyse waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen “vertrouwen op elkaar” (verwachten van bepaald gedrag, waarbij je het risico neemt dat mensen je teleurstellen) en “vertrouwen in elkaar” (waarbij je uitgaat van de welwillendheid van de ander). Wie wat meer filosofisch is ingesteld kan zijn hersens pijnigen aan de relatie tussen “vertrouwen” en “trouw”. In “Kleine verhandeling over de grote deugden” – een zeer leerzaam boek – van André Compte-Sponville wordt naast de deugd “trouw” ook “goede trouw” – “een vorm van oprechtheid die zich zowel op anderen als op onszelf richt” – als een aparte deugd beschreven, die in het kader van vertrouwen wellicht nog relevanter is.

Het meest spreekt mij echter de visie van de Duitse denker Wilhelm Schmid aan, zoals deze in 2005 werd gepubliceerd in Filosofie Magazine: “Vertrouwen groeit op een ondergrond van zorgvuldig gekoesterde en onderhouden relaties. Het is verbonden met vanzelfsprekendheid, oprechtheid, bestendigheid, gewoonte, volharding, een solide karakter, overeenstemming tussen woorden en daden, tussen beweringen en feiten. Als afspraken worden nagekomen, ontstaat langzamerhand vertrouwen, en anders niet: zo simpel ligt het. Vertrouwen groeit met andere woorden slechts mettertijd, het vergt geduld, standvastigheid en lange adem.”Wat mij betreft mag minister Schippers dit citaat in gouden kapitalen uitvergroten en inlijsten, op haar werkkamer hangen en luidkeels dagelijks voor zichzelf voordragen als ochtendgebed.

 

Delen