Schreeuwen

Als ik hem ophaal uit de wachtkamer voel ik de dreiging direct: met deze veertiger valt niet te sollen. Hij loopt met stevige passen en een norse blik voor me uit de spreekkamer in, recht op zijn doel af. Een kort gedrongen postuur, donkere, naar achter gekamde haren over een kalende schedel, zijn ogen priemend onder borstelige wenkbrauwen.

In zijn kielzog volgen een oudere vrouw en een schoolkind. Ik slenter achter hen aan, rek tijd om nog even diep adem te halen en mijn schouders te laten zakken. Handige trucjes die mijn reptielenbrein hopelijk kalmeren voordat hij mijn angst voelt. Voordat ik verschrompel tot zijn kansloze prooi.

“Ik wil vandaag bloed prikken”, buldert hij, wijzend naar het kind. “Ik wil alles wat je kan testen, vitamines, alles!”

Oef, hoe ga ik dit weigeren? Willekeurige vitamines prikken valt niet onder ‘passende zorg’. Eerst maar eens de vraag achter de vraag achterhalen. Sinds wanneer eet ze slecht? Groeit ze goed? Wat eet ze zoal? De man licht haar voedingspatroon toe: “Ze gaat vaak naar de grote gele M, jeweetwel. Zij – hij wijst naar de vrouw die klaarblijkelijk de tante is – verwent haar teveel”. Ik onderzoek het kind en zie twee kronen blinken in haar mond. Vader licht toe: “Ze was niet zo van het poetsen, maar nu gaat het beter, toch, meissie?”

Langzaam kom ik meer te weten over deze mensen. Maar als ik vraag waarom de vader bezorgd is, slaat de vlam weer in de pan. De man werpt een sluikse blik op tante. Ze schreeuwt iets onverstaanbaars in het staccato van een mij onbekende taal – vermoedelijk een kort maar krachtig bevel. Aha, dáár zit het brein achter de vraag om bloedonderzoek. Hij kaatst de instructie op even luide toon naar mij: “ik bén niet bezorgd, geef me nou maar gewoon dat papier, ik weet toch zelf wel wat er moet gebeuren met MIJN kind!”

“Geef me nou maar gewoon dat papier, ik weet toch zelf wel wat er moet gebeuren met MIJN kind!”

De patiënt en de dokter – wij zitten hier allebei met onze eigen geschiedenis. Hij, een Roma-man, met een intergenerationeel trauma van uitsluiting en ontworteling. Van niet-normaal gevonden worden. Voor zijn voorouders was ‘omvolking’ bepaald geen semantische discussie en ook nu ervaart een groot deel van de Roma discriminatie. Het trauma is niet los te zien van geweld en armoede in sommige families. En van wantrouwen naar instituties, waar ook de huisarts niet aan ontkomt.

Ik, op mijn beurt, erf het biomedische denken over ziekte. Lijden vertaalt zich in individuele diagnoses die op te sporen zijn in bloedtesten en helder onderscheid maken tussen normaal en pathologisch.

Filosoof en arts Georges Canguilhem waarschuwde al in 1943 dat lijden echter nauw verbonden is aan het onvermogen om te veranderen en je aan te passen op een creatieve manier. Pathologie is dan ook nooit definitief te kwantificeren. Maar decennia van steeds meer labtests, scans en diagnoses laten patiënten moeilijk geloven dat een arts een labformulier weigert om hen juíst vooruit te helpen.

Het is dus niet vreemd dat deze man op abnormale wijze vraagt of (het bloed van) zijn dochter wel normaal is. En ook niet gek dat ik, voordat ik het vertrouwen krijg om serieus mee te denken over de problemen van dit kind, er niet aan ontkom haar eerst ritueel ‘normaal’ te verklaren via een klassieke bloedtest.

Pas als hij in de deuropening staat, durf ik het aan: “Oh ja, u mag niet schreeuwen in onze praktijk”

Als het heden je zo ver de geschiedenis in slingert, moet je ook ver de toekomst in durven kijken. Verbetering van de maatschappelijke positie van Roma komt pas in beeld als je uitzoomt naar generaties. Het schoolverzuim op de basisschool werd in de vorige generaties steeds kleiner, en inmiddels neemt ook het verzuim op de middelbare school af. Vooruitgang komt met kleine stapjes en vergt een lange adem.

“U denkt dat er iets niet goed is met de gezondheid van uw kind, goed dat u daarom gekomen bent. Ik zal het formulier maken. Komt u hier de uitslagen bespreken? Dan praten we over wat we kunnen doen voor haar.” Hij knikt en loopt de spreekkamer uit. Pas als hij in de deuropening staat, durf ik het aan: “Oh ja, u mag niet schreeuwen in onze praktijk, dat accepteren we niet. De assistentes en ik hebben geen problemen met onze oren.” Hij draait zich om. Even denk ik dat ik alsnog het haasje ben. Dan landt zijn vuist hard maar vriendschappelijk op mijn bovenarm.

*  sommige kenmerken en omstandigheden van patiënten zijn, omwille van privacy, gefingeerd

Delen