Slechts het fundament

Werk je in de zorg? Dan verdien je voorrang op een woning. Dit is de kern van de herziening van de Huisvestingswet uit 2014, waarmee de Eerste Kamer nu heeft ingestemd. Het doel dat hiermee wordt nagestreefd – het behouden van lokale binding en het versterken van sociale cohesie – is goed.

De vraag is wel of het doel ook wordt bereikt met deze maatregel. Of scherper gesteld: met alleen maar deze maatregel. Wonen moet immers ook nog betaalbaar zijn. En betaalbare woningen moeten beschikbaar zijn, en dus gebouwd gaan worden. Dat regelt deze wet niet, want die is slechts bedoeld om te zorgen voor een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte.

‘Alleen samenwerking tussen ministeries kan problemen op een effectieve manier oplossen’

Naast de beschikbaarheid van woningen is er ook de landelijke spreiding om rekening mee te houden. Het is een bekend gegeven dat de Randstad een grotere aantrekkingskracht heeft voor vestiging dan het Randland. Wie wel een betaalbare woning kan bemachtigen in bijvoorbeeld Drenthe of Zeeland, wil daar ook goed kunnen wonen. Daarbij hoort ook: goed onderwijs voor de kinderen, een aantrekkelijke werkomgeving voor de partner, sociale voorzieningen en goed openbaar vervoer naar nabijgelegen steden. Ook dat regelt deze wet niet.

Kortom, deze wetsaanpassing is mooi. Maar als de politiek het écht aantrekkelijk wil maken voor mensen om in de zorg te (blijven) werken, dan moet ze verder kijken dan haar neus lang is, en invulling geven aan het besef dat alleen samenwerking tussen ministeries problemen op een effectieve manier kan oplossen. Een woning is – slechts – een begin. Een fundament, maar dat alleen is niet genoeg.

Delen