Snoer
Voormalig huisarts Wouter de Bruijne gebruikte zijn verbandschaar om even niet verbonden te zijn.
Tekst: Wouter de Bruijne | Illustratie: Marcel Leuning
Deze gebeurtenis speelt zich af eind vorige eeuw, dus in ‘die goeie ouwe tijd’. Wij, oudere generatie huisartsen, werkten met telefoons die nog aan een draadje zaten. Heerlijk rustig…
Ik had weekenddienst. Het was zondagavond en ik kreeg een visiteaanvraag van de weduwe V., een patiënte uit mijn eigenpraktijk. Een mens met gevoel voor humor, alhoewel al flink dementerende. Ik bezocht haar op haar kamertje in het bejaardenhuis. Zij klaagde over misselijkheid en buikpijn wat het gevolg moest zijn van het kwalitatief slechte eten van die dag. ‘Kijkt u maar, dit vlees is leer, want ze koken van oude schoenen van overleden bewoners.’ Ze had een stuk op een schoteltje in haar glazen theekastje bewaard.
Ik betaste even haar abdomen en luisterde naar de peristaltiek. ‘Gelukkig niets aan de hand, ik zal het vlees bekijken in de praktijk’, zei ik en nam de karbonade ‘a la maison’ mee in een servetje. Thuisgekomen ontving mijn vrouw mij met de boodschap dat mevrouw V. weer gebeld had voor een visite. Er was iets mis met de buik en het kon niet wachten tot morgen. Na de maaltijd legde ik weer enkele visites af, ook aan mevrouw V. Daar zat zij, lekker op haar stoeltje, naar de tv te kijken, beide handen gevouwen op haar imposante buik. ‘Dat is nou toch jammer dokter, het is net over’.
Na een uur belde ze weer. Er zat een kabouter in haar theemeubel. Zo kon zij de nacht niet ingaan. Ik probeerde de dienstdoende bejaardenverzorgster te bellen, maar kreeg geen gehoor. Wat te doen? Door al die telefoontjes blokkeerde mevrouw V. mijn lijn en ik had weekenddienst. Toen zij voor de zoveelste maal belde, stond mijn besluit vast.
‘Toen zij voor de zoveelste maal belde, stond mijn besluit vast’
Met mijn dokterstas op schoot zat ik even later in haar kamer, naast de telefoon die op het theemeubel stond. Toen ik haar vroeg waar de kabouter nu was gebleven, schommelde zij naar het inpandige keukentje en opende de vuilnisemmer. In die korte tijd haalde ik de verbandschaar uit mijn tas en knipte de telefoondraad door. Eindelijk rust. Ik meldde mijn ingreep de volgende ochtend aan de directrice. Reactie: ‘Begrijpelijk, maar laakbaar’.
Mevrouw V. zat tevreden in haar stoel te dutten en vertelde dat haar dochter op bezoek was geweest en had gezegd dat moeder geen haast moest maken met de reparatie, want in Amerika waren nu telefoons zonder snoer te koop. Maar dat kon nog wel even duren.
Na enkele weken werd mevrouw V. opgenomen in een psychogeriatrisch verpleeghuis. Op de bijeenkomst van onze waarneemgroep die maandag waren de reacties op mijn verhaal divers, van ‘onethisch’ tot ‘goede mop’. Ik reed vertwijfeld naar huis en nog steeds denk ik er weleens aan.