Spanningen
Op de spoedeisende hulp word ik bij mevrouw M. geroepen. De ambulance heeft haar zojuist binnengebracht met hoge koorts, een snelle pols en benauwdheid. Haar man en dochter volgen op de voet.
Normaal gesproken neem ik altijd even de tijd om uit te leggen wat voor onderzoeken we gaan doen, zodat patiënt en familie weten waar ze aan toe zijn. Bij zulke zieke patiënten als deze is daarvoor echter geen tijd. In razend tempo sluiten de verpleging en ik haar aan de monitor aan, geven zuurstof, prikken veneus én arterieel bloed, brengen een infuus in en hangen antibiotica aan.
Pas als ik kort naar hart, longen en buik heb geluisterd en de eerste bloeduitslagen heb bekeken, gun ik mezelf de tijd om me tot de familie van de patiënt te wenden. Terwijl patiënte naar de röntgenkamer wordt gebracht om een longfoto te maken, vraag ik haar dochter om wat meer te vertellen over de gezondheid van haar moeder.
“Ze heeft de laatste tijd last van bepaalde spanningsvelden”, zegt zij. Ik vraag haar om dat nader te specificeren, maar krijg als enige antwoord dat die spanningsvelden ervoor zorgen dat moeder “nogal vastzit in haar emoties.”
Emoties, daar kun je als arts op de spoedeisende hulp helemaal niets mee. Hoe belangrijk het ook is om naar je patiënt te luisteren, op het moment dat iemand in septische shock op een brancard ligt, dien je nu eenmaal andere prioriteiten te stellen. Bij zulke antwoorden begint het bij mij dan ook een beetje te kriebelen.
Mevrouw M. keert ondertussen terug van de foto, die een duidelijk beeld van een longontsteking toont. Ik licht de familie in en leg uit dat we patiënte op zullen nemen om haar verder met antibiotica te behandelen. Terwijl ik spreek, zie ik dochter al wat moeilijk kijken.
“Zijn er nog dingen onduidelijk?” vraag ik.
Zij pakt moeders hand vast. “Ik vertelde u net al van die spanningsvelden. Is dat niet de reden dat ze zo ziek is?”
“Nee”, zeg ik. “Uw moeder heeft een longontsteking.”
“Maar het zou toch kunnen dat haar emoties haar hebben overweldigd?”
“Uw moeder heeft een longontsteking”, herhaal ik.
Als dochter voor de derde maal over spanningsvelden begint, geef ik het op. “Misschien heeft het wel een rol gespeeld.”
En wie weet, waarom ook niet? Geestelijke en lichamelijke gezondheid kunnen elkaar immers wederzijds beïnvloeden. Maar dát spanningsveld valt op de spoedeisende hulp niet te overbruggen.
En dus voeg ik koppig toe: “Maar ze heeft óók een longontsteking.”