Steeds rijker

Ik sta in mijn vrienden- en kennissenkring bekend als iemand die, zacht uitgedrukt, geen hekel heeft aan de Verenigde Staten. Vandaar dat ik laatst verzeild raakte in een korte discussie, per e-mail, over de kosten van de gezondheidszorg daar. Nou zijn die inderdaad aan de hoge kant, ook vergeleken met Nederland. Maar niet zó veel hoger als deze mailschrijver suggereerde:

“De verzekering die K. en ik hebben, kost ons samen € 3000,- per jaar. Een vergelijkbare verzekering in de U.S. kost met gemak 2,5 keer zo veel, hoor ik van vrienden daar. En dan krijg je evengoed nog dikke rekeningen thuisgestuurd voor dingen die niet gedekt zijn.

Mijn antwoord was snel geformuleerd: “Ik heb het nog even opgezocht, Nederlanders betalen alles bij elkaar gerekend gemiddeld 5385 euro per persoon per jaar voor collectief verzekerde zorg.” Dit is inderdaad minder dan de gemiddeld 8700 dollar, omgerekend zo’n 7600 euro, die Amerikanen aan zorg besteden. Maar geen verschil met een factor 2,5. En aanzienlijk méér dan die 1500 euro per persoon per jaar die in dat mailtje werd genoemd.

De oorzaak van dat misverstand zit hem in de ‘onzichtbare’ component van onze zorgbestedingen. Iedereen weet wel dat je elke maand al gauw zo’n 100 euro kwijt ben aan de verplichte basispolis, plus vaak nog wat tientjes voor vrijwillige aanvullende verzekering. Dan kom je inderdaad al snel op zo’n 1500 euro per jaar ­– maar dit is nog maar het begin.

Weet u hoeveel u in werkelijkheid aan zorgkosten kwijt bent?

Niet iedereen zal goed beseffen dat er daarnaast ook nog een inkomensafhankelijke premie voor de Zorgverzekeringswet (Zvw) is; plus een forse premie voor de Wet langdurige zorg (Wlz). En ook zij die dit wél weten, zullen lang niet altijd paraat hebben hoe hoog die premies nou precies zijn, en tot welke inkomensgrens ze lopen. (U wel?)

Op 26 maart verscheen in de Volkskrant een artikel dat was geschreven door Robin Fransman, hoofd financiële sector bij De Argumentenfabriek. Daarboven stond te lezen: We worden armer zonder dat we het doorhebben Onderwerp was de snelle toename sinds 2001 van het gedeelte van het verdiende inkomen dat ‘buiten het loonstrookje’ blijft, intussen zo’n 30 procent; en dat meteen al door de werkgever wordt weggesluisd naar de overheid, voor collectieve bestemmingen. Zoals, de grootste post, die inkomensafhankelijke Zvw-bijdrage van bijna 7 procent. (Zat u goed?)

Robin Fransman heeft helemaal gelijk als hij schrijft, en dat is de rode draad in zijn artikel, dat dit gebrek aan transparantie een kwalijke zaak is. Hierdoor kunnen werkgeversorganisaties, vakbonden en overheid samen in besloten achterkamertjes uitmaken hoe precies dat collectieve geld wordt besteed. Hierbij niet gehinderd door directe bemoeienis door de mensen (alle burgers dus) die dit geld via ‘werknemerspremies’ opbrengen. Maar waarin Fransman géén gelijk heeft, is dat we, door die collectieve-lastenstijging, als burgers zonder het te weten ‘armer worden’.

Ik denk eerlijk gezegd ook niet dat ze dit laatste bij De Argumentenfabriek, waar heel verstandige mensen werken, ook echt vinden. Ik vermoed hier eerder de hand van een (eind)redacteur bij de Volkskrant die de verleiding niet kon weerstaan van het maken van een misleidende maar pakkende kop boven dat artikel. Maar dit neemt allemaal niet weg dat beter burgerinzicht in de kosten voor een bestemming zoals de zorg, en dan ook cure en care tezamen, heel wenselijk is.

Dit niet omdat, u kent die redenering wel, dit zou leiden tot ‘zuiniger’ en meer verantwoorde consumptie van zorg. Zo werkt dit in de praktijk niet, tenzij we allerlei incentives radicaal anders gaan structureren dan nu – waar niemand aan zal willen beginnen.

De ware reden waarom meer kennis over de financiering van de zorg een goeie zaak zou zijn, is dat dit kan bijdragen aan een meer volwassen kijk op de manier waarop ons zorgstelsel functioneert. Met als gevolg een meer positieve grondhouding, met meer resistentie tegen populistische werkelijkheidsverdraaiing.

Een van de pijlers van ons stelsel is solidariteit, ook in financiële zin. Daarom is het jammer dat juist een hoofdonderdeel van die solidaire component, namelijk de inkomensafhankelijke premie Zvw en de (ook inkomensafhankelijke) premie Wlz, waardoor mensen met hogere inkomens in euro’s meer betalen dan mensen met een laag inkomen, als een abstractie buiten beeld blijft. Waardoor het nu vooral het ‘regressieve’, voor iedereen gelijke euro-bedrag van de basispremie is dat de beleving en perceptie beheerst.

Maar belangijker is misschien nog dit. Juist een helder besef van hoe véél geld we in werkelijkheid wel niet aan zorg besteden, kan helpen die zorg ook op ware waarde te schatten. Een paradox dus, ofwel: alleen maar in schijn een tegenstrijdigheid. Die ruim 5000 euro per persoon per jaar is niet alleen iets dat we ons kúnnen permitteren. Maar ook iets dat, als je zaken goed een eerlijk uitlegt, we ons graag zullen wíllen permitteren. Als een grote verworvenheid van de moderne welvaart, waarvan de groei dus meer dan evenredig wordt aangewend voor (collectieve) prioriteiten die horen bij een betere en hoger ontwikkelde samenleving. Juist doordát we de afgelopen driekwart eeuw gemiddeld zo veel rijker zijn geworden, kunnen we het ons veroorloven om steeds meer geld aan zorg uit te geven, zowel in euro’s als in percentage van verdiende inkomens. Met ‘armer worden’ heeft dit dus helemaal niks te maken, maar met het omgekeerde des te meer.

Dus ja: het zou mooi zijn als, via het loonstrookje of via andere weg, de ware kosten van onze zorg voor iedereen een stuk scherper in beeld komen.

Delen