Sticker

En dan ineens is het over. Alle patiënten – op één na – zijn naar huis, ontslagbrieven geschreven, de artsenkamer is op orde, ik heb mijn eindbeoordeling op zak. Met een abrupt ‘tot ziens!’ word ik door de specialist naar huis gestuurd.

Thuis. Maar wat moet ik daar?

Aanstaande maandag begint een nieuwe semi-arts op deze afdeling. Hij zal mijn computer opstarten, mijn pieper gebruiken, misschien zelfs wel míjn patiënte overnemen, als ze er dan nog ligt.

En ik? Ik zal uitslapen, want ik heb vakantie. Een boek lezen, muziek luisteren. Misschien de stad in gaan, zo maar, overdag. Eindelijk die berg was wegwerken die al drie maanden op me ligt te wachten. Als ik iemand spreek, zal ik lachen en zeggen dat het zo fijn is om even tijd voor mezelf te hebben. En niemand zal weten dat er diep in mij een leegte huist, alsof een deel van mezelf is weggegaan.

Drie maanden heb ik gewerkt als semi-arts. Doodeng vond ik het, vooral in het begin. Op sommige dagen was ik het liefst het ziekenhuis uitgerend. Maar ik deed het nooit. Ik was immers de semi-arts. Ik had verantwoordelijkheden; het ziekenhuis had mij nodig.

Nooit drong tot me door dat ík het ziekenhuis ook nodig had. Dat de patiënten en de brieven, de visite, de verpleging en alle overlegmomenten met specialisten en collega’s – dat het wezen van het ziekenhuis mijn leven vormde. Hoezeer ontleende ik mijn bestaansrecht de afgelopen maanden aan die titel: semi-arts?

Ik weet dat de leegte zal verdwijnen. Als ik maar lang genoeg thuis ben, hervind ik mijn oude ritme. Ik zal voldoening halen uit mijn boeken en muziek. Misschien zal ik me daadwerkelijk vermaken in de stad. En mijn lach zal niet langer geforceerd zijn.

Maar zover is het nog niet. Ik draal over de gang, wil nog niet vertrekken. Nu is het nog even míjn afdeling. Op het bord voor de verpleegpost, waar alle werknemers genoemd staan, prijkt nog steeds een sticker met mijn naam achter het kopje ‘semi-arts’.

Ik kijk om het hoekje bij mijn laatste patiënte.

‘Gaat u naar huis, dokter?’

Ik knik.

Ze richt zich op en schudt mijn hand. ‘Een heel fijne vakantie gewenst, hoor! Hartelijk bedankt voor de goede zorgen!’

Voor ik vertrek, loop ik langs het afdelingsbord en trek mijn naamsticker los.

Delen