Terug in de praktijk

De vermeende inbreker die wij in het holst van de nacht door de politie hadden laten inrekenen bleek een eigen patiënt te zijn die na een herseninfarct slingerend op zijn fiets naar ons woonhuis annex huisartspraktijk was gereden. Achteraf een afschuwelijke blunder van ons, want welke inbreker gaat aan de zij- en achterkant van het pand loeierhard op ramen bonken om aandacht te trekken?

Het kwam wel vaker voor dat patiënten niet door de voordeur naar binnen gingen maar via de oprit langs het huis naar achteren liepen om bij de keuken uit de komen. De praktijk bevond zich op de eerste verdieping. Iedereen moest dus de trap op (waarvan regelmatig een patiënt afviel). Om enigszins de privacy te waarborgen lieten wij halverwege de gang een deur maken en korte tijd later halverwege de oprit een poort.

Maar wat heet privacy? We werden door de praktijk van tafel en bed gescheiden: onze slaapkamer bevond zich op de zolderverdieping, waar niet eens een toilet was. De raamloze bergruimte hiernaast, waar onze voorgangster de per kwartaal geordende specialistenbrieven bewaarde, werd omgebouwd tot kamertje voor ons zoontje Cédric, het eerste en laatste kind dat – voor zover bekend – in dit pand uit 1936 is geboren. Zijn kamer werd het enige vertrek in het huis, waarvan de vloer in het verzakte huis niet schuin afliep.

We waren in dubbele zin huisartsen: dagelijks bezochten wij gemiddeld zes patiënten thuis maar de rest werd feitelijk bij óns thuis behandeld, een hoogst ongelukkige situatie die tot na de millenniumwisseling heeft voortgeduurd, al moesten we eerder – toen ons tweede kind in aantocht was en waarvoor op de zolderverdieping simpelweg geen plek was – ons huis ontvluchten om elders te gaan wonen.

Dertien jaar na de overdracht aan de nieuwe eigenaar komt het pand opnieuw in de verkoop*. Funda biedt mij via ruim vijftig foto’s ruimhartig de kans om nog eens rustig door het pand te lopen. Het voelt alsof ik terug ben in de praktijk. Er is veel veranderd: in de spreekkamer en het vertrek van de assistente, waar de hele dag bedrijvigheid heerste, wordt nu geslapen. Maar de chique bordeaux-kleurige veloursbekleding van de trap, waarover duizenden patiënten naar boven en beneden liepen, ligt er nog steeds.

In de eetkamer doe ik een wonderlijke ontdekking: daar pronkt zowaar de stalen ‘doktersvitrinekast’ waarin ons medisch instrumentarium lag. Een woning waar ooit dokters woonden en praktijk deden moet blijkbaar meer geld opbrengen. Dus vermeldt de makelaar bij de ‘bibliotheek’ op de eerste verdieping dat hier ‘voorheen de wachtkamer van de huisarts’ was. De foto toont een normale werkkamer. Het enige spoor van de voormalige bestemming – een rood schermpje waarop nummers verschenen – is verplaatst naar een onlogische plek hoog op de overloop.

Het pand op de Hekellaan 32 in ’s-Hertogenbosch is nooit onze keuze geweest. We moesten het kopen om een praktijk over te kunnen nemen en als huisarts te kunnen starten. Het is maar goed dat de muren niets verraden van alle verhalen die hier zijn verteld, van álle pijn die hier is geleden, en van al het verdriet dat hier was. Wat dat betreft mogen wij – echtgenote Mia en ik – onze patiënten de hand schudden.

De rondleiding op Funda brengt ons tenslotte via de achterkant van het huis langs de oprit terug naar de voorkant. Overal bloeien rode en roze rozen. Ze zwijgen. Maar elke plek – ook buiten – roept bij mij een herinnering op. Mijn gedachten gaan naar de wanhopige man die hier ooit met zijn vuisten op de ruiten sloeg en geen gehoor vond. Ik schaam mij alsnog.

* Het pand is inmiddels verkocht.

Delen