Thomas

Er zit een draadje los. Het hangt vanaf de ronde hals-zoom van zijn T-shirt naar beneden en eindigt na een kleine knik in de witruimte tussen de eerste en tweede blauwe streep. Tegen een licht getinte, egale achtergrond – die het contrast wat tempert – kijkt een jonge man met helderblauwe ogen en kort, blond haar ons aan. Zijn linker ooglid hangt een fractie lager dan het rechter. Het linkeroor wijkt meer van de schedel. De blauwe trui met V-hals over het T-shirt sluit links meer op de hals aan dan rechts.

Wanneer deze persoon tegenover mij in de spreekkamer zou zitten, zou ik mij als arts schrap zetten: met zo’n type moet je zeker geen ruzie krijgen. Oogt hij dan agressief? Nee, dat kun je bij nadere beschouwing toch niet stellen. Wel komt de man zelfverzekerd over. Of vergis ik mij en verbergt hij iets wat niemand mag weten? Misschien mankeert de man trouwens zelf niets maar komt hij over zijn ouders of vriendin praten. Maakt hij een bezorgde indruk? Nee, daar is ook geen sprake van. Het lijkt eerder of er een pasfoto van hem wordt gemaakt: “U moet recht in de camera kijken en mag niet lachen.” Of heeft de man een misdrijf gepleegd en wordt hij voor het politiedossier gefotografeerd?

De foto is precies dertig jaar geleden genomen door Thomas Ruff (1958). Van 1977 tot 1985 studeerde deze vermaarde Duitse fotograaf aan de kunstacademie te Düsseldorf bij Bernd Becher (1931-2007), die samen met zijn vrouw Hilla (1934-2015) wereldbekendheid kreeg met zwart-witopnamen van industriële bouwwerken (2). De overeenkomst tussen de foto’s van het echtpaar en de portretopnamen van Ruff is opvallend: er lijkt sprake van zo’n objectief mogelijk registratie. Enerzijds wordt alles minutieus vastgelegd alsof het oog op de huid zit, terwijl anderzijds een onzichtbare hand juist afstand creëert.

In 1954 lanceerde de psychiater prof. dr. Henricus Cornelis Rümke (1893-1967) het naar hem genoemde adagium: ‘Een goede relatie (tussen arts en patiënt) wordt gekenmerkt door maximale toenadering met behoud van distantie’. Vrijwel elke hulpverlener moet hiervan ooit hebben gehoord en dit in de oren hebben geknoopt als zijn of haar ‘heilige’ ideaal.

De intentie van de bedenker zal zeker positief zijn geweest en iedereen begrijpt wat met deze uitspraak wordt bedoeld, maar toch is dit in mijn werk als arts nooit mijn streven geweest. Het bewust afstemmen van gevoelens – zo dat al kan – druist volgens mij in tegen de authenticiteit van de hulpverlener. Bovendien gaat het ten koste van spontaniteit. Er wordt net als in de foto’s van Thomas Ruff en het echtpaar Becher iets kunstmatigs betracht.

Het bewust afstemmen van gevoelens druist in tegen de authenticiteit van de hulpverlener

Wie de portretten van Thomas Ruff vergelijkt met de eveneens fameus geworden familieportretten van zijn studiegenoot Thomas Struth (1954) (3) ervaart onmiddellijk het verschil, terwijl toch bij beide fotografen geposeerd moest worden. Struth haalt geen mensen uit hun omgeving en toont wat er in hen leeft. De titel van de hierboven beschreven foto luidt: “Porträt 1986 (T. Bernstein)”. De voornaam van de geportretteerde man is toevallig ook Thomas en hij studeerde eveneens aan de kunstacademie in Düsseldorf. Ruff fotografeerde veel medestudenten en van Thomas Bernstein (1957) zijn zelfs drie foto’s op zeer groot formaat in omloop.

Wikipedia leert ons dat Bernstein kunstenaar en leraar is geworden, maar bij hem zijn de hooggespannen verwachtingen niet uitgekomen. Ruff, Struth en Bernstein werken en wonen nog wel altijd in Düsseldorf.

In 2006, twintig jaar na de fotosessies, zochten journaliste Tanja Stelzer en fotografe Anita Back vijf studiegenoten van Thomas Ruff op die door hem waren geportretteerd en door zijn portretten bekendheid kregen. Onder hen was ook Thomas Bernstein. Geen van allen waren echt gelukkig met hun foto’s. Eén van hen, Andrea Wagener, merkte op: “Thomas Ruff wilde de persoonlijkheid van zijn modellen elimineren, de gezichten moesten louter oppervlakte worden.”

De ongenaakbaar ogende Thomas Bernstein durfde zich tijdens zijn opleiding tot kunstenaar net als zijn medestudenten niet kwetsbaar op te stellen. Zijn leven werd echter door angst gedomineerd, hij belandde in een zware crisis en moest zich laten behandelen. Moeizaam pakte hij met allerlei klusjes, tot het schoonmaken van vloeren in musea aan toe, de draad van het leven weer op. Het blauw gestreepte T-shirt heeft hij wel al die tijd bewaard.

Delen