Toch een beetje chirurg?

Tijdens het co-schap chirurgie waren er ruwweg drie soorten studenten: de geboren snijders, de enthousiastelingen die álles leuk vinden, en de internisten.

Als lid van die laatste groep telde ik wanhopig de dagen af tot ik mijn eindbeoordeling mocht ontvangen. Dat er niet meer dan een magere zeven in zat, was vanaf het begin duidelijk. Maar zelfs daarmee was ik intens gelukkig, aangezien het betekende dat ik niet meer naar OK hoefde. Ik hoefde niet langer boven stinkende wonden te hangen, uren te turen naar röntgenfoto’s om te zien of er zich misschien een fractuur bevond in het scaphoid (waar zit dat bot trouwens?), of te bedenken of ik bij het hechten een 4.0 of een 5.0 wilde gebruiken. Bovenal hoefde ik niet meer naar de overdrachten, waar de chirurgen mij meewarig aankeken terwijl ik patiënten presenteerde, alsof ze dachten: ‘Daar heb je er weer zo één.’

Met de magere zeven (en het verzoek van de opleider om maar nooit te komen solliciteren) kon ik me richten op wat ík interessant vond: puzzelen over zuurbase-evenwichten, hyponatriëmieën en leukocyten differentiaties. Het kon dan ook niet anders, of ik vond een baan als interne assistent. In het walhalla van de differentiaal diagnoses voelde ik me als een vis in het water.

Waar ik géén rekening mee had gehouden, was dat in het ziekenhuisje waar ik kwam te werken, de nachtdiensten verdeeld worden onder álle arts-assistenten.

Zo komt het dat ik, die altijd beweerde ver weg te zullen blijven van alles wat maar enigszins lijkt op chirurgie, om twee uur ’s nachts gewapend met pincet en naaldvoerder een snijwond te lijf ga. Een uur later bekijk ik röntgenfoto’s van vingers, enkels en heupen. En zo waar, ik begin het nog leuk te vinden ook!

Toch is het pas ’s ochtends, als ik de overdrachtsruimte van de chirurgie binnenstap, dat ik besef wat een rare wending mijn leven heeft genomen. Terwijl ik verhaal over mijn avonturen van die nacht, verwacht ik ieder moment in de ogen van de chirurgen díe blik te zullen zien. Maar de specialisten kijken enkel geïnteresseerd.

Op de fiets naar huis denk ik terug aan die wijze woorden van de opleider tijdens mijn co-schap: ‘U moest maar geen chirurg worden.’ Misschien hebben we ons allebei een beetje vergist.

Delen