Uitgeput

Op een druk kruispunt vlakbij het Bossche station sla ik met de wagen linksaf, wanneer er vlakbij iemand plots op de rem trapt.  Er klinkt een ijzingwekkend gepiep, ik schrik mij rot en ontwaak uit een sluimertoestand. Elk moment kan er een oorverdovende klap komen. Maar in de momenten die volgen gebeurt er niets, ik zie zelfs geen auto en maak de draai af. Dan passeert er een rode wagen waarvan de chauffeur in alle staten is. Woedend maakt hij wilde gebaren, die weinig aan de fantasie overlaten. Ik ga wat langzamer rijden. Pas wanneer de man mij goed en wel is gepasseerd, realiseer ik mij dat ik hem had afgesneden door de bocht te nauw te nemen.

Morgen is het precies vijf weken geleden dat wij kregen te horen dat we de ruimte van driehonderd kubieke meter propvol opgeslagen collecties, eigen werk en spullen van gezinsleden moeten verhuizen. Maandag staat het verhuisbedrijf klaar. Inclusief de weekends ben ik de afgelopen periode slechts vier dagen níet in de raamloze, stoffige en subtropische opslagruimte aan het werk geweest. Vandaag heb ik mijn vorige record gebroken: twaalf uur ben ik in de weer geweest. Toen schoot het in mijn rug.

Laat ik beginnen met het goede nieuws: na een trage gewichtsdaling over wat langere periode ben ik nu in korte tijd vier kilo afgevallen. Over een week hoop ik de 100-kilo grens te passeren, waardoor ik wat betreft mijn lichaamsgewicht weer de adolescent van achttien jaar word, een fraai vooruitzicht De kleermaker spint er garen bij. Het mooiste is dat de afvalrace mij weinig moeite kost in die zin dat ik met een knorrende maag rondloop. Voor de fijnproevers presenteer ik mijn dieet: het ontbijt bestaat uit een banaan, twee kiwi’s en een glas melk, overdag beperk ik mij tot een broodje zalm en drie boterhammen met 30+ kaas en ’s avonds eet ik wat de pot schaft. Behalve als kind heb ik nog nooit zo veel melk gedronken als nu

De licht-eufore sfeer die ik nu bij mezelf bespeur herken ik maar al te goed van mijn ‘eindeloze bestaan’ als huisarts. Het leven is een vlucht in de automatische piloot, behalve je partner (praat eens wat zachter… je bent vergeten de deur te sluiten… heb je in de gaten dat het vuur nog aanstaat…) merkt de buitenwereld weinig of niets. Patiënten bij wie je consciëntieus naar signalen van uitgeputheid vraagt, leg je geduldig uit dat het stoplicht op oranje staat en raad je dringend aan om het kalmer aan te doen want wanneer het licht op rood springt is het te laat.

“Zou je niet een dag rust kunnen nemen”, adviseerde vrouwlief gisterochtend. Hoe haalt ze in haar stomme kop?

“Zou je niet een dag rust kunnen nemen”, adviseerde vrouwlief gisterochtend. Hoe haalt ze in haar stomme kop? Heeft ze dan verdomme niet in de gaten hoe godsgruwelijk veel werk er nog verricht moet worden? Dus waren we gistermiddag met zijn drietjes – onze dochter hielp mee – bezig in de opslag. Het zweet gutste van mijn voorhoofd. Toen ik even op de bank uitrustte, kwam vrouwlief met een zware doos – gevuld met vier volle ordners – aanzetten: “Kun jij even kijken wat er weg kan?” De doos was nauwelijks leeg of er volgde een tweede.

Wat rust? In mijn slaap lijkt het opruimen gewoon door te gaan. Vanochtend om half zeven schiet ik wakker: “Is mijn vrouw de mol? Wil ze mij kapot maken?” Ik schrik van mijn gedachten. Zie je wel, denk ik, het komt uiteindelijk altijd op mij neer. “Ja, jij hebt je leven lang van alles verzameld en gemaakt,” klinkt haar stem door mij hoofd. Wat moet ik met een paar duizend elpees met chansons, met dozen, kisten en koffers vol informatie over de tekenontwikkeling van kinderen, met collecties over de kruisweg en koppoters en met heel veel eigen werk in een gezin waar dit alles als dure peperballast wordt beschouwd en in een land waar cultuur zonder franje, glimlachjes en glans geen recht op bestaan heeft?

Om vijf over acht schreef ik twee zinnen in mijn dagboek: “Allerlei gedachten spoken door mijn hoofd. Ik durf ze niet eens op te schrijven.” Als huisarts kun je niet zomaar een versnelling terugschakelen. We waren moe en vaak tegen de uitputting aan maar móesten door. Dokters laten zich niet kennen! Een vriendin uit die tijd zei dat onze moeheid aan aardstralen was te wijten. Voor een gigantisch bedrag kochten we zogenaamde ‘pulsars’. De ironie wil dat ik er vandaag een paar terugvond. Ik heb ze direct in de vuilniszak gegooid. Na de ‘pulsars’ was ‘fout water’ de oorzaak en kochten we – ook voor heel veel geld – een apparaat om water te zuiveren. Vervolgens lag het aan ozon in de lucht en kwam er ionisators om lucht te reinigen. Het heeft allemaal geen zier geholpen. Hoe bestaat het dat je gelooft in iets waarvan je eigenlijk wel weet dat het niets met jouw moeheid heeft te maken? En toch spendeer je er tegen beter weten in een fortuin aan!

‘Kampt u met moeheid’ is zo’n beetje de enige vraag die dokters stellen. Volgens mij zijn er tientallen vormen van moeheid. Eigenlijk zou het woord ‘moeheid’ niet mogen bestaan om artsen te dwingen om te luisteren naar wat mensen zelf ervaren wanneer men met moeheid kampt. Het is trouwens heel bizar dat ik nu min of meer uitgeput ben zónder dat hier op het woord ‘moeheid’ van toepassing is. Ik voel geen moeheid. Maar nog één stapje verder en dan springt ook voor mij het licht op rood en komt morgen of overmorgen wel de klap die nu is uitgebleven. Twee valpartijen in de laatste dagen waren al een ongunstig voorteken en dien ik als waarschuwing te beschouwen. Wanneer ik echt aan het einde van mijn Latijn zou zijn, had ik geen woord meer kunnen schrijven. En nu snel naar bed. Hopelijk is de rugpijn dan over!

Delen