Valgevaar
Ouderen vallen, weet de geriater. Zeker wanneer er naast lichamelijke problemen ook een dementie speelt, zit een ongeluk in een klein hoekje. Gelukkig zijn er diverse maatregelen bedacht om het valgevaar van een geriatrische patiënt tot een minimum te beperken. Zo is er de geristoel; een fauteuil met tafelblad, waardoor de patiënt niet zomaar kan opstaan en dus niet zonder begeleiding kan rondlopen.
Omdat het gebruik van deze stoel officieel een ‘vrijheidsbeperkende maatregel’ is, is er altijd toestemming van de patiënt en/of zijn wettelijk vertegenwoordiger nodig. In het algemeen ziekenhuis volstaat dit akkoord. Zo niet in de psychiatrie…
Vanwege valgevaar bij een patiënt met een gevorderde dementie plaatsen we hem met akkoord van familie in de geristoel. De patiënt is wilsonbekwaam, maar vindt het niet prettig in de stoel en verzet zich. Helaas is er geen andere oplossing; het valgevaar met alle risico’s vandien is te groot.
Ik zie mijzelf genoodzaakt een procedure voor noodbehandeling op te starten. Daarvoor moet ik drie vragenlijsten invullen over het aanwezige gevaar. Ook moet ik een brief schrijven aan de patiënt (die overigens niet meer tot lezen in staat is) om hem op de hoogte te stellen van het feit dat hij in de stoel moet blijven zitten.
Na een week wordt een behandeling echter juridisch niet langer als ‘nood’ aangemerkt. Om patiënt in de stoel te laten zitten, moet ik ‘dwang’ inzetten. Dat kan alleen als de patiënt een juridische maatregel heeft. De crisisdienst wordt dus ingeschakeld om een in bewaringstelling aan te vragen, waarna een rechter moet komen om deze te bekrachtigen. Een onafhankelijk psychiater moet de patiënt beoordelen om te bepalen of dwangbehandeling noodzakelijk is. En ik, als behandelend arts, moet opnieuw drie (dezelfde) vragenlijsten invullen en de patiënt een nieuwe brief overhandigen, die hij opnieuw niet zal lezen en waarin precies hetzelfde staat als in de vorige.
Als de in bewaringstelling na een aantal weken afloopt (en zo lang kan een opname in de psychiatrie best duren), moet een rechterlijke machtiging worden aangevraagd om de dwangbehandeling te kunnen voortzetten. Daarvoor moet opnieuw een vragenlijst worden ingevuld. Ook moet de patiënt opnieuw door een onafhankelijke psychiater worden gezien en komt er weer een rechter langs om een en ander juridisch te bekrachtigen.
Vrijheid en zelfbeschikking staan in onze maatschappij (gelukkig) hoog in het vaandel. Maar om een wilsonbekwame patiënt te behoeden voor lichamelijk letsel zou de mate van bureaucratie in de psychiatrie toch wel wat simpeler, minder tijdrovend en goedkoper kunnen?