Van fusie komst ruzie
Twee maatschappen chirurgie besluiten samen te werken om te kunnen voldoen aan de richtlijnen voor concentratie van hoogcomplexe zorg. De belangen van de maatschappen zijn duidelijk: behoud van het palet aan chirurgische ingrepen. In een paar gesprekken komen de maten tot een herverdeling en maken ze de eerste implementatieplannen. Het overleg verloopt vlot en in een prettige sfeer.
Driekwart jaar later is van die sfeer niet zo veel meer over en wordt het werken op de andere locatie als een last ervaren. Karakters blijken niet bij elkaar te passen, zorgopvattingen lopen uiteen, methodes en technieken verschillen, irritaties steken de kop op en in plaats van ‘wij’ is het nu ‘wij tegen zij’ geworden. Maatschap A houdt er bijvoorbeeld een informele overlegstructuur op na terwijl maatschap B waarde hecht aan vaste overlegmomenten en een reglementaire werkwijze. Maatschap A gaat vlot om met de medewerkers; maatschap B houdt van een bepaalde afstand.
Ze dachten elkaar na enkele gesprekken wel te kennen
Een ander aspect waar de maatschappen in verschillen is het belang dat ze hechten aan de onderlinge verhoudingen. Maatschap A drinkt op vrijdagmiddag als het kan een borrel en gaat een paar keer per jaar uit eten; in hun beleving staat het werkplezier voorop. Maatschap B is zakelijker en dat komt op A als afstandelijk over.
Terugkijkend zeggen de maten dat ze te snel tot zaken zijn gekomen op een beperkt deel van de samenwerking: de vakinhoud. Ze dachten elkaar na enkele gesprekken wel te kennen en hebben zich onvoldoende gerealiseerd dat het feit dat je vakbroeders bent, geen garantie is voor een succesvolle samenwerking. Daar komt, met name in de aanloopfase maar ook gedurende de rit, meer bij kijken. Het is belangrijk om naast de overeenkomsten ook de verschillen te identificeren en te bezien of en hoe die overbrugd kunnen worden, zonder de eigenwaarde van de beide maatschappen geweld aan te doen. En neem de tijd om toe te groeien naar een nieuw houvast.