Verwachtingen
Voor veel dokters vormt het aansturen van personeel een lastig onderdeel van de dagelijkse praktijkvoering. Er gaat niet alleen veel tijd in zitten, maar het lijkt soms ook alsof je het als werkgever nooit goed kunt doen. Een tandartsenechtpaar was gewend om hun assistenten regelmatig te voorzien van cadeautjes. Ze deden ook nooit moeilijk over verzoeken om wat eerder weg te gaan of wat later te beginnen en verzorgden regelmatig teamuitjes. Tot zover niets aan de hand. Maar toen er een stapje harder gewerkt moest worden in verband met langdurige uitval van een van de assistenten, rekenden de tandartsen erop dat dit geen probleem zou zijn. Ze waren dan ook verbijsterd toen dit op verzet stuitte en tot gemor leidde.
Duidelijkheid vooraf voorkomt gedoe achteraf
Een van de belangrijkste facetten bij het aansturen van personeel is het scheppen van duidelijkheid over de wederzijdse verwachtingen. Daar slagen veel medici te weinig in omdat ze duidelijkheid verwarren met onvriendelijkheid: ‘wanneer ik duidelijk ben, dan zullen de assistenten me wel niet aardig vinden’. In bovenstaande praktijk meenden de tandartsen dat zij door vriendelijk en ruimhartig te zijn, op de loyaliteit van de assistenten konden rekenen. En dat is meestal ook wel zo, maar het is ook een impliciete verwachting die vooral gebaseerd is op wensgedachten. Als die verwachting niet in vervulling gaat, overheerst de teleurstelling. Misschien begrijpelijk maar niet erg functioneel.
Beter was het geweest wanneer de tandartsen vanaf het begin duidelijk hadden uitgesproken dat zij de samenwerking zien als een kwestie van storten en opnemen. Dat wil zeggen: we spreken duidelijk uit wat we van elkaar verwachten, we tonen interesse en spreken onze waardering uit bij wat goed gaat, we ondernemen regelmatig gezamenlijke activiteiten, maar als het niet goed gaat, bespreken we dat ook. Wanneer het nodig is, bijvoorbeeld bij onvoorziene uitval, dan moeten we ook zonder verdere plichtplegingen een beroep op elkaar kunnen doen.