Van moeilijk naar lastig

Mijn rechter oog hapert. Met bril haal ik nog geen 30 procent. Ik schrijf deze woorden met een vergroting van 300 procent. Een jaar geleden was de gezichtsscherpte rechts 100 procent. De dokters hebben geen verklaring. Als een balletje werd ik gestuiterd van oogarts A naar oogarts B, daarna van ziekenhuis C naar ziekenhuis D, en los hiervan keken ook endocrinoloog E, neuroloog F en neurochirurg G naar mijn probleem. Ik was zoals één van de specialisten dat terecht opmerkte, ‘een moeilijke casus’. Je mag zelfs zeggen een ‘éxtra moeilijke casus’ want de situatie is niet stabiel: soms gaat het even beter maar dan komt er weer een plotse terugval.

Vroeger kon ‘een interessant geval’ op extra aandacht rekenen. Sommige dokters geven je nog steeds extra aandacht, maar wel tot op zekere hoogte. Een moeilijke casus vreet immers tijd en energie. Perifere ziekenhuizen zijn daar eigenlijk niet op afgestemd. Die moeten het hebben van massaproductie. Op een universitair medisch centrum ben je als ‘moeilijke casus’ wel welkom maar ook daar mogen dokters niet te veel tijd aan jou besteden: dus liever een telefoontje dan een consult. Dat je zelf uit het medische circuit komt, doet hier niets aan af.

Van ‘een moeilijke casus’ ben ik nu helaas ‘een lastige patiënt’ geworden

Van ‘een moeilijke casus’ ben ik nu helaas ‘een lastige patiënt’ geworden. Oogarts B, die zich zeer voor mij heeft ingezet, stuurde mij ten einde raad naar een optometrist. Ook deze deed zijn uiterste best. Na uitgebreid onderzoek concludeerde hij dat mijn bril al heel lang veel te sterke glazen had. Dat gaf wat hoop. Van de opticien kreeg ik dus een proefbril met zwakkere glazen. Wekenlang wachtte ik op enige verbetering maar die bleef uit. Wat te doen?

Dit was het pijnlijke moment waarop ik van ‘een moeilijke casus’ ‘een lastige patiënt’ werd. Voor de opticien was het immers duidelijk: ik had die ‘te sterke glazen’ wel degelijk nodig. Hij was zichtbaar geïrriteerd over mijn twijfelachtige houding. Ik hechtte echter veel waarde aan het advies van de optometrist? De opticien voelde weinig voor onderling overleg. Mede namens hem zou ik daarom een mail naar de optometrist sturen. Ik kreeg geen reactie.

Op een onverwacht moment belde de opticien op: hij had toch overleg gehad met de optometrist en dat had geleid tot een compromis: ik zou een nieuwe proefbril krijgen met glazen die qua sterkte precies in het midden lagen tussen het advies van de optometrist en dat van de opticien. Door deze koninklijke oplossing zal ongetwijfeld het contact tussen beiden weer zijn hersteld. Maar mijn vertrouwen in een onderbouwde behandeling werd hierdoor wel op de proef gesteld.

Maar om wie gaat het eigenlijk in de zorg?

Na dit compromis heb ik de optometrist nogmaals een mail met wat vragen gestuurd. Ook heb ik tweemaal gebeld. De secretaresse van de polikliniek oogheelkunde deelde mee dat de optometrist geen telefonisch spreekuur heeft. Tot tweemaal toe heeft ze wel per mail een terugbelverzoek naar de optometrist gestuurd. Ook dat heeft tot nu toe niet geleid tot een telefoontje of een reactie per mail. Ik weet nu niet zo goed wat ik moet doen en ga best wel gebukt onder deze situatie. Het is beslist niet leuk om een lastige patiënt te zijn. De opticien heeft duidelijk laten merken dat er voor hem eigenlijk maar één oplossing is: terug naar de sterke glazen. Om de collegiale verhoudingen niet op scherp te zetten zal hij ongetwijfeld bereid zijn tot het compromisvoorstel. Maar om wie gaat het eigenlijk in de zorg?

Delen