Verstandskiezen

Onze goede Armeense pakjesbezorger, die er jaren voor nodig had om wat te ontdooien, had ons al van ‘het grote lijden’ van zijn opvolger op de hoogte gebracht. Hij had zelf zijn baan vaarwel gezegd om vrachtwagenchauffeur te worden. Dat leverde meer op en met twee kleintjes is dat extra geld hard nodig. Maar nog geen week na ons afscheid belde hij – hoogst ongebruikelijk – tegen het begin van de avond aan om een pakket te bezorgen. “Ik vervang nog even mijn nieuwe collega want bij hem zijn vandaag verstandskiezen getrokken.”

De kennismaking met die nieuwe collega was minder prettig verlopen. Volgens onze Armeense vriend kwam hij uit Suriname “of een ander zwart land.” De nieuwe pakjesbezorger leek in elk geval veel minder geduldig dan zijn voorganger. Meneer belde tweemaal na elkaar aan en na vijftien seconden nogmaals. Mijn uitleg dat ik vanaf de zolder – waar mijn werkplek is – kwam, werd genegeerd. “Ik heb twee pakjes voor de buren; kan ik die bij jou afleveren?” “Bent u onze nieuwe pakjesbezorger?”, vroeg ik geïnteresseerd. “Heb je daar soms bezwaar tegen, makker?”, beet hij fel van zich af. Ik schrok van de agressieve toon en mompelde dat dit natuurlijk niet het geval was.

Daags na de ingreep later stopt de bestelbus van de nieuwe pakjesbezorger voor ons huis. Er wordt aangebeld, nu gelukkig geen twee keer na elkaar. Ik ben beneden en haast mij naar de voordeur. Daar staat het slachtoffer met een fors gezwollen rechterwang. “Hoe is het gegaan?”, vraag ik hem op de man af.  Het verbaast hem niet dat ik weet wat hem is overkomen. “Oh, wat een beulen daar in het ziekenhuis, ze hebben in mijn kaak staan wrikken, niet normaal – man – wat ze daar met jou uithalen, een normaal mens kan zich daar geen voorstelling van maken.” ‘Voelde je tijdens de ingreep dan nog pijn?” “Nee, ze leggen je behoorlijk plat, maar daarna… Dat wil je niet weten. Hé man, wat heb ik een pijn geleden…”

Van de stoere bink was weinig meer over. Plots stond daar een jongen met wie ik écht te doen had

Van de stoere bink was weinig meer over. Plots stond daar een jongen met wie ik écht te doen had. ‘Heb je dan geen goede pijnstillers?”, vroeg ik hem. “Man, mijn hele bestelbus ligt vol pijnstillers… en ook antibiotica. Ik zit tegen het plafond, meer mag ik niet gebruiken. Oh man, je moest eens weten, hoe dat daar gaat. En die bovenste lukte helemaal niet. Dan gaan ze de zaak aardig verbouwen. Alles moest open. Maar kijk eens naar die bal van een zwelling op mijn kaak. Ik weet niet hoelang dit gaat duren.” Ik wenste hem heel veel sterkte. Hij keek mij aan, er verscheen een lach op zijn lippen: ‘Hé man, bedankt voor jouw medeleven.”

Een week later treffen we elkaar opnieuw, wanneer hij twee pakketjes komt bezorgen. Hij wacht geduldig tot ik de deur open. De zwelling is grotendeels weggetrokken. Ik informeer hoe het met hechtingen zit. “Volgens mij zitten er nog twee. De rest is er gelukkig uit en dat is maar goed ook, want één hechting ging bijna door de wang.” ‘En wanneer komen de verstandskiezen links aan de beurt?” “Oh, shit, goed dat je mij hieraan herinnert man, want dat zou op 22 december moeten. Maar je begrijpt toch ook wel dat ik mij voor die feestdagen niet nog eens door die beulen laat afslachten.”

Delen