Verwachtingen
Meestal ben ik een vriendelijke dokter. Er is tenslotte niet voor niets zoveel tijd, geld en moeite in mijn opleiding gestoken. De vele uren communicatie-onderwijs hebben mij tot een meelevend, invoelend arts gemaakt, die bovenal in elke situatie beleefd blijft.
Nou ja, elke situatie… Er zijn natuurlijk grenzen. En die grens ligt bij mij, zo ontdek ik, om half vijf ’s ochtends ietsjes dichterbij dan de goede dames en heren van het communicatie-onderwijs het graag zouden hebben gezien.
Het is een drukke nachtdienst geweest. Van sepsis tot steekwond; ik heb het allemaal voorbij zien komen. Zoveel patiënten die verwachten dat ik hen help. Zoveel mensen die de juiste diagnose en behandeling willen. Zovelen die een vriendelijke dokter eisen – en verdienen.
‘Gebruikt u medicijnen?’ vraag ik aan mijn patiënte van half vijf – ik ben patiënten maar naar het tijdstip van binnenkomst gaan noemen, nadat hun namen mij in deze veel te lange nacht ontglipten.
‘Ja, dokter,’ zegt zij. ‘Een heleboel medicijnen.’
‘Welke dan?’
De vrouw kijkt me glazig aan. ‘Dat weet ik niet, hoor. Maar het zijn er een heleboel. Echt té veel.’
(Ik vind dat iedere patiënt die meer dan twee pillen per dag slikt en naar het ziekenhuis komt zonder informatie over welke dat precies zijn, niet tegen mij moet zeuren over zijn medicijnen. In een restaurant klaag je toch ook niet dat je eten naar kip smaakt, als je geen idee hebt wat je eigenlijk hebt besteld? Ook dát is marktwerking. Maar dit geheel terzijde.)
‘Bent u ergens allergisch voor?’ vraag ik.
‘Ja,’ zegt Half Vijf, ‘maar ik weet niet voor wat.’
‘Een medicijn?’ vraag ik.
‘Ik geloof het wel. Nee, ik weet het niet.’
‘Waar heeft u nu precies last van?’ probeer ik dan maar.
Half Vijf haalt haar schouders op. ‘Ik weet het niet, dokter. Ik voel me zo raar. Het is niet goed, hoor..’
‘Maar wat is er dan niet goed?’ vraag ik.
Ze zucht en zakt onderuit. ‘Ik weet het niet.’
‘Ja!’ zeg ik, aan het eind van mijn Latijn. ‘Maar hoe verwacht u dan van mij dat ik u behandel?’
De patiënte knippert verbaasd met haar ogen. Ze schuift wat omhoog op de brancard. ‘Om te beginnen,’ zegt ze, ‘een beetje beleefder, misschien?’