Voetbalvader
“Als je móét kiezen”, zegt mijn bijna achtjarige zoon, terwijl hij met een kleine, zachte bal door de huiskamer dribbelt en zijn doeltje onder vuur neemt, “wie zou je dan voor één dag willen zijn?” Ik sta de pannen af te wassen. Wat zal ik eens voor origineel antwoord geven? Poetin? Dan kan ik op die ene dag de oorlog in Oekraïne stoppen. Of Jeff Bezos, de rijkste man op aarde? Dan deel ik al mijn geld uit aan arme mensen.
“Ik kan niet kiezen”, verzucht hij. Blijkbaar duurt het hem te lang voordat ik reageer. “Bellingham of Vinicius, één van die twee.” Voor wie niet zoveel met voetbal heeft: dit zijn twee sterspelers van Real Madrid. “Wist je”, vraag ik, “dat er ook een Nederlander bij Real zit?” Verbaasd en dan stellig: “Écht niet.” “De dokter van Real Madrid is Nederlands.”
‘In de zorg bepalen andere parameters wie een positie in de top bemachtigen’
Ik vertel hem over sportarts Suzanne Huurman. Dat ze van Go Ahead Eagles naar PSV ging, en daarna naar Real Madrid. Dat maakt zichtbaar indruk. “Dan is ze wel heel goed. Anders wil Real je niet. Die kopen alleen hele goeie spelers.” Ongetwijfeld is ze een heel goede clubarts. Maar de vergelijking met profvoetballers gaat niet helemaal op.
Voetbalclubs gaan binnen hun financiële mogelijkheden altijd voor de beste speler voor een vacante positie of ze geven talent met veel potentie een kans om zich te ontwikkelen. Terwijl bijvoorbeeld in de zorg ook andere parameters dan kwaliteit, geschiktheid en potentie lijken te bepalen wie uiteindelijk een positie in de top bemachtigen en wie niet. Leest u vooral het verhaal over de lekkende pijpleiding en de duocolumn van Schmitz en Snijders.
Dit heb ik trouwens allemaal niet tegen mijn zoon gezegd. Lijkt me nog een brug te ver voor een kind uit groep 4.“ Wie kies je nou om te zijn, pap, voor één dag?” “Frenkie de Jong”, besluit ik. “Op de dag van de EK-finale straks in Duitsland, tegen Engeland. Dan ben jij Bellingham. En dan maak ik de winnende goal.” “Nee”, klinkt het verongelijkt, “dat kan niet, dat is te nep.”