Schmitz versus Snijders: vrouwelijke en mannelijke chirurgen

duocolumn / Roderick Schmitz en Heleen Snijders bespreken relevante zorgthema’s, tegenstellingen én taboes

Roderick Schmitz is een ervaren gastro-intestinaal chirurg en opleider in het Groene Hart Ziekenhuis in Gouda

Ha Heleen,

Van alle BIG-geregistreerde artsen is inmiddels 58 procent vrouw, maar bij de chirurgen slechts 25. Al zal dit op de middellange termijn wel oplopen, omdat momenteel de helft van alle aiossen chirurgie vrouw is.

Jij zou zeggen dat we daarmee in de heelkunde de goede kant op gaan, en dat vind ik ook. Maar is een 50-procentverhouding in termen van kwaliteitsoptimalisatie wel goed genoeg? In de Journal of the American Medical Association (JAMA) toonde een vooraanstaande groep van Canadese onderzoekers in een zeer grote population-based cohortstudie aan dat vrouwelijke chirurgen betere uitkomsten van zorg bereikten dan hun mannelijke collega’s.

Natuurlijk werd dit bommetje in no-time onschadelijk gemaakt doordat er gewezen werd op de tekortkomingen van de studie, maar het gegniffel van vrouwelijke collega’s is gebleven.

‘De vrouwelijke collega’s gniffelen er nog steeds om’

Het is toch niet voor niets dat een cowboy zo wordt genoemd? Zou het niet zo kunnen zijn dat vrouwen, gemiddeld genomen, een persoonlijkheid hebben die zich onder andere vertaalt in meer risico­mijdend gedrag? Hetgeen voor de meeste chirurgische behandelingen voor een belangrijk deel bepalend is voor de uitkomst van zorg.

Nu wij, voor kwaliteitsverbetering van enkele procentpunten achter de komma, worden gedwongen hele zorglandschappen aan te passen, zouden we toch ook snel dit laaghangende fruit moeten gaan plukken?


Heleen Snijders werkt als jonge klare maag-darmchirurg in de Proctos Kliniek in Amsterdam

Zie je wel, Roderick,

dat was wat ik als eerste dacht bij het zien van deze onderzoeksresultaten. Ik betrapte mijzelf op ongegeneerde trots. Eindelijk gerechtigheid. Als vrouwe­lijke chirurg in opleiding heb ik vaak het gevoel gehad dat ik niet goed genoeg was. Door de traumachirurg die mij tijdens operaties duidelijk maakte dat ik het wel kon vergeten met mijn vrouwelijke gevoel voor richting.

‘Jullie worden toch allemaal mammachirurg.’ Of toen ik, hoogzwanger, met meer dan dertig wetenschappelijke publicaties, een hoogleraar chirurgie vertelde over mijn academische ambities en hij mij met vaderlijke bezorgdheid adviseerde me de komende jaren op mijn gezin te focussen.

‘Je maakt geen schijn van kans. Die echte carrièrejongens hebben zich allang bij mij gemeld.’

En zo zijn er nog vele voorbeelden. Ik zal je mijn frustraties en verdriet hierover besparen. Vraag mijn man maar naar de details.

‘Man mag wat vaker een chicken zijn en vrouw een cowboy’

Mijn ongegeneerde trots maakte al snel plaats voor bezorgdheid, die werd bevestigd door jouw suggestie dat vrouwen risicomijdende persoonlijkheden zouden hebben. Het mijden van risico’s zit namelijk níét van nature in ons. Wij moeten aangepast gedrag vertonen om te kunnen overleven binnen de masculiene ziekenhuis­muren van de chirurgie. Vrouwen kunnen het zich nu eenmaal onvoldoende permitteren om voor cowboytje te spelen.

De vraag is of dat voorzichtige ook tot betere zorg leidt. Voorzichtigheid kan leiden tot besluiteloosheid. Als dat eindeloze kwaliteitsverbeteren er nou eens toe zou leiden dat we elkaar van dit gedrag zouden bevrijden. Dat je als vrouw wat vaker een cowboy mag zijn en als man wat vaker een chicken. Zou dat het leven niet een stuk aangenamer maken?

Delen