Vraag en antwoord

Wie tot drie kan tellen, kan de dokter de juiste vragen stellen. 1: Wat zijn mijn mogelijkheden? 2: Wat zijn de voor- en nadelen daarvan? En 3: Wat betekent dat in mijn situatie? Op basis van deze drie vragen voeren mensen een beter gesprek in de spreekkamer, aldus Dianda Veldman, directeur van Patiëntenfederatie Nederland. “Ze beslissen samen met de zorgverlener”, zegt ze. En zo hoort het ook, want shared decision making moet de norm zijn. Ik begrijp dan ook dat Veldman te spreken is over de uitkomst van het onderzoek naar de praktische meerwaarde voor de patiënt van toepassing van de drie bovengenoemde vragen.

‘Als je echt samen wilt beslissen, moet je daar de zorgverleners ook op trainen’

Wel plaatst Veldman terecht één kritische kanttekening: “Als je echt samen wilt beslissen, moet je daar de zorgverleners ook op trainen. Hoe praat je met je patiënt. Daar is nog wel wat werk aan de winkel”. In de interviews die ik doe voor vaktijdschriften op gebieden als neurologie, oncologie, endocrinologie of reumatologie, merk ik hoezeer ze hierin gelijk heeft. Net als iedereen die zich in een bepaald vakgebied heeft gespecialiseerd, hebben artsen snel de neiging om in jargon te vervallen. In een gesprek met een journalist die voor hun vakgenoten schrijft mag dit natuurlijk. Vakjargon is een shortcut om te voorkomen dat je dingen uitlegt die je publiek al weet. Maar af en toe vraag ik zo’n arts hoe hij het verhaal dat hij me vertelt aan een patiënt zou uitleggen. Soms tref ik dan een arts die direct begrijpt dat ik wil weten of hij ook in staat is om in lekentermen te spreken. Maar het gebeurt ook wel dat de blik van degene tegenover me wat wazig wordt en dat na een korte stilte de vraag volgt: “Hoezo?”

Delen