Vrijblijvend advies

Volgens Jos Aartsen, bestuursvoorzitter van het UMC Groningen, kan Nederland toe met minder ziekenhuizen, omdat die veel meer zorg kunnen overlaten aan huisartsen en anderhalvelijns centra. Dat wisten we natuurlijk al langer dan vandaag. Maar omdat de discussie erover nog steeds tot bedroevend weinig actie leidt, is het wel goed dat hij het onderwerp weer eens op de kaart zet.

De vraag is natuurlijk: kan Aartsen boter bij de vis bieden? Voor zover het binnen zijn bereik ligt, doet hij dit inderdaad, door de basiszorg af te stoten naar regionale ziekenhuizen, zodat het UMCG zich kan focussen op complexe zorg. Een stap die de zorgverzekeraars zeker zullen belonen, omdat de concentratie op hoogcomplex hier hand in hand gaat met deconcentratie op laagcomplex. Laagcomplexe zorg hoort inderdaad niet in academische centra. Het is zelfs de vraag in hoeverre die in perifere ziekenhuizen hoeft te worden geboden. Dit kan inderdaad ook vaak in de eerste of anderhalve lijn, zoals Aartsen stelt. En als meer wordt ingezet op preventie, kan zelfs in een aantal gevallen worden voorkómen dat zorg überhaupt nodig is.

De pilot van het UMCG is om patiënten op vrijwillige basis leefstijladvies te geven biedt een eerste, voorzichtige opening om die preventie een grotere rol te geven. Maar Aartsen kan geen invloed uitoefenen op de bereidheid van patiënten om die adviezen aan te horen en er vervolgens ook wat mee te doen. En hij kan ook geen invloed uitoefenen op de bereidheid van de perifere ziekenhuizen om óók sterker in te zetten op preventie, of op de eerste en anderhalve lijn om het zorgaanbod te verbreden. Als die niet in actie komen, en als de ziekenhuizen gewoon alle laagcomplexe zorg die het UMCG afstoot als een spons opzuigen, is het dweilen met de kraan open.

Delen