Wat komt u hier eigenlijk doen?
Al eerder schreef ik over ziekte-inzicht en de hulpvraag van een patiënt. Twee zaken die misschien verschillend lijken, maar nogal eens hand-in-hand gaan. Is het ziekte-inzicht afwezig, dan is meestal de hulpvraag ook ver te zoeken. Voor een somatisch ingestelde arts kan dat frustrerend zijn. Als ik vraag naar klachten, verwacht ik een direct antwoord. De patiënt wil toch worden geholpen?
Het uitvragen van een psychiatrisch probleem vergt een heel andere aanpak. Soms voelt het als spoorzoeken. Door slimme vragen te stellen probeer ik informatie te verzamelen die tot een diagnose leidt, terwijl de patiënt alles op alles lijkt te stellen om de belangrijkste hints níét prijs te geven – hij wil toch niet voor gek worden verklaard! Zo’n anamnese zorgt ervoor dat de arts lijnrecht tegenover de patiënt komt te staan; als een politieagent in een verhoorcel. De arts-patiëntrelatie komt het niet altijd ten goede.
Een ervaren psychiater heeft daarom andere, meer subtiele gesprekstechnieken tot zijn beschikking. Toch hebben mijn onsubtiele ondervragingstechnieken ook hun nut.
Tijdens een nachtdienst zie ik een patiënt die voor vrijwillige opname komt. Bij het opnamegesprek geeft hij geen antwoord op mijn vragen, maar levert aan één stuk door kritiek op alle zorgverleners die hij in zijn leven is tegengekomen, inclusief de arts en verpleegkundige die nu voor hem zitten. Eigenlijk zou hij het liefst weer vertrekken, want wij zullen hem toch niet helpen.
Nu ben ik om twee uur ’s nachts niet op mijn vriendelijkst, laat staan als mijn integriteit in twijfel wordt getrokken. “Als u zo aan ons twijfelt, wat komt u hier dan doen?”, onderbreek ik hem bits.
De patiënt zit met zijn mond vol tanden. “U bent de dokter!” roept hij uiteindelijk.
“Dat klopt,” zeg ik. “En u bent de patiënt. U heeft ervoor gekozen om hulp te zoeken. Ik help u graag, als u dat wilt. Maar dan moet u me wel vertellen waarom u hier bent.”
Na een lange stilte moet de patiënt me het antwoord schuldig blijven. Ik sluit het gesprek af en hoop dat mijn collega morgenochtend meer succes heeft bij deze patiënt.
Toch klaagt hij die nacht niet meer dat hij wil vertrekken. Al heeft hij mijn vraag niet beantwoord, hij heeft in ieder geval over de kwestie nagedacht. Soms is dat al een hele winst.