Water

Twee jonge vissen zijn rustig aan het zwemmen als ze een oudere vis tegenkomen die de andere kant op zwemt. De oudere vis knikt ze toe en vraagt: ‘Morgen, jongens, lekker water?’ De twee jonge vissen zwemmen nog een stukje door, maar dan kijkt de een de ander aan en vraagt: ‘Wat is in hemelsnaam water?’

Met deze regels begint de Amerikaanse auteur David Foster Wallace (1962-2008) de toespraak die hij op 21 mei 2005 hield voor afgestudeerde studenten van het Kenyon College in Ohio. De toespraak werd onder de titel This is Water als bundel uitgegeven en geldt waarschijnlijk als zijn meest gelezen tekst. In 2011 verscheen hiervan de Nederlandse vertaling (‘Dit is water’) van Reintje Ghoos en Jan Pieter van der Sterre.

Het is alsof David Foster Wallace het essay Wat is er met de mens gebeurd? (1959) van de Nijmeegse hoogleraar Cultuur en Godsdienstpsychologie Han Fortmann (1912-1970) heeft gelezen, want die schrijft hierin: “Indien een vis ontdekkingen zou kunnen doen, zo heeft men wel gezegd, dan zou zijn laatste ontdekking het bestaan van water zijn. Pas op de kar van de visboer zou hij weten, wat het betekent een waterdier te zijn.”

In 1674 ontdekte de autodidact Antoni van Leeuwenhoek (1632-1723) met de door hem ontwikkelde microscoop in het water van het Berkelse Meer vlakbij Delft ‘kleine groene wolkjes’ van algen en duizenden nietige, dansende wezentjes.Wat bracht hem ertoe om uitgerekend zoiets banaals als water te onderzoeken? Maar plots bleek iets waarmee we in ons dagelijks leven zo vertrouwd zijn dat het bij de meesten geen vragen meer oproept een gigantisch geheim te bevatten: van Leeuwenhoek ontdekte protozoa.

De echt belangrijke soort vrijheid impliceert aandacht, besef, discipline, inspanning en het vermogen je werkelijk te bekommeren om je medemens

In zijn toespraak zegt David Foster Wallace: “Ik ben die wijze oude vis niet. Waar het vissenverhaaltje in de eerste plaats om draait is enkel en alleen dat je de belangrijkste, algemeenste en meest voor de hand liggende werkelijkheden vaak het moeilijkste kunt zien en ter sprake brengen.”

De ondertitel van zijn lezing luidt: Enkele gedachten over meevoelend leven. Hier mondt de rode lijn van zijn betoog op uit. Bijna op het einde zegt hij: “De echt belangrijke soort vrijheid impliceert aandacht, besef, discipline, inspanning en het vermogen je werkelijk te bekommeren om je medemens, keer op keer weer, en elk dag op talloze minimale, onsexy manieren offers voor hem te brengen. Dat is echte vrijheid. Dat is leren denken.”

Met deze boodschap werden de afgestudeerde studenten van het Kenyon College in Ohio de wereld ingestuurd. Maar wat in deze toespraak staat lijkt van belang voor álle studenten en niet op het eind van hun studie maar aan het begin van elk studiejaar. En waarom zou deze tekst überhaupt niet voor iedereen een bron van inspiratie kunnen zijn?

Delen