Wegkwijnen en opbloeien
Wanneer ik
hier in mijn zwijgen
een woord vind
is het uitgehouwen in mijn leven
als een afgrond
Giuseppe Ungaretti (1)
Ik ken een woord, waarvoor dit geldt: wegkwijnen. Voor zowel vrouwlief Mia als voor mij geldt dat onze opa aan vaders kant na de dood van oma van verdriet is weggekwijnd en gestorven. De intensieve, liefdevolle zorg van de kinderen heeft dit niet kunnen voorkomen. Ik vrees dat mij hetzelfde lot boven het hoofd hangt wanneer Mia eerder dan ik komt te overlijden. Liefde en levenslust kunnen – op alle leeftijden – onafscheidelijk met elkaar verbonden zijn.
Mensen kwijnen weg wanneer de leegte waarmee zij worden geconfronteerd op geen enkele wijze meer kan worden gevuld. Bakken troost brengen geen enkele verlichting meer. Familie, vrienden en hulpverleners moeten dan ondanks hun inzet machteloos toezien, hoe onpeilbaar verdriet iemand naar de afgrond kan trekken. Wegkwijnen geldt voor mij als het ultieme voorbeeld van hoe onze psyche het lichaam letterlijk tot de dood toe in haar greep kan hebben.
“Bakken troost brengen geen enkele verlichting meer”
Op de site van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie levert de zoekterm ‘wegkwijnen’ niets op. Het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde komt met slechts één treffer in een artikel over een bibliotheek in Jakarta: ‘Wij werden op de opening van het instituut attent gemaakt door prof. dr. R. Luyken, die het gebouw en bibliotheek met eigen ogen heeft zien wegkwijnen.’ (2) Van verdriet wegkwijnen is géén ziekte. Op de een of andere wijze kan het in ons DNA zitten.
Giuseppe Ungaretti (1888-1970) schreef het gedicht ‘Afscheid’, waaruit de openingsregels komen, op 28-jarige leeftijd. Ofschoon deze Italiaanse dichter ooit werd getypeerd als de ‘man van leed’, is het nog maar de vraag of hij zelf met het betreffende gedicht ‘wegkwijnen’ voor ogen had. Ik betwijfel overigens of mensen die wegkwijnen in staat zijn om poëzie te schrijven. Ofschoon het niet om een depressie gaat, voelen mensen die wegkwijnen zich in alles verlamd.
Waarom betekent de dood van een geliefde voor de één het onvermijdelijk afglijden naar de afgrond terwijl de ander er toch in slaagt om de draad van het leven weer op te pakken? Bij veel familieleden, vrienden en patiënten zag ik soms tegen mijn verwachting in de levenslust weer ontkiemen. Na een periode van onmetelijk groot verdriet kregen zij na onbepaalde tijd op wonderbaarlijke wijze weer grip op hun leven. De kracht achter levenslust blijft een mysterie.
Dichters gaan dan weer gedichten schrijven. Niet zelden gaan deze over het grote gemis van juist alledaagse dingen in het voorheen gedeelde leven. Zo herinnert Hanna Michaelis zich ‘een hand op het stuur van de auto / waar nu een vreemde in rijdt, / misschien wel door hetzelfde landschap / als vrij vroeger’. (3) De in Roemenië opgegroeide schrijfster Mira Feticu (1973) schreef een jaar na het overlijden van haar man, voor wie ze naar Nederland kwam, een ontroerend gedicht (4):
Onze truien kunnen nog vele jaren naast elkaar liggen,
elkaar omarmen,
elkaar voelen;
wij niet.
Onze sokken kunnen nog vele jaren naast elkaar liggen;
wij niet.
jouw schoenen staan nog naast de mijne nog vele jaren
en zullen samen oud worden;
wij niet.
Ik draag je, onzichtbaar voor velen, elke dag die nog komt.
Jou en je dood.
Op een dag zal ook mijn dood
naast de jouwe
komen liggen.
Deze blog verschijnt in het kader van de Poëzieweek 2024 (van 25 januari tot en met 31 januari)
- Dit door Salvatore Cantore vertaalde fragment komt uit de bundel ‘De mooiste van Ungaretti’ (2002).
- https://www.ntvg.nl/artikelen/eijkman-bibliotheek-jakarta (louter voor abonnees)
- Dit fragment is afkomstig uit de bundel ‘Hanny Michaelis – Verzamelde gedichten’ (2022 – zesde druk)
- Dit niet eerder gepubliceerde gedicht staat op de site https://neerlandistiek.nl/ en werd door redacteur Raymond Noë op 12 juli 2023 uitgekozen als gedicht van de dag. Op de site https://laurensjzcoster.blogspot.com kan men zich hierop gratis abonneren. Zie ook de site van de Mira Feticu.