Zwaard
Gedurende drie jaar werken als arts is één ding me altijd bespaard gebleven. Ik weet echter dat het slechts een kwestie van tijd is. Vanaf het begin van mijn stage bij de cardiologie hangt het als het zwaard van Damocles boven mijn hoofd.
Het zwaard in kwestie is van plastic en niet groter dan mijn hand. Meestentijds merk je niet eens dat het er is. Tot het in werking treedt, met een snerpend alarm dat mijn hart bijna stil doet staan: de reanimatiepieper.
Terwijl de dienstpieper elke 10 minuten afgaat vanwege allerlei zaken (“Met de huisartsenpost, ik wil graag een patiënt insturen.” “Mevrouw Jansen heeft een hoge bloedsuiker.” – “Mag meneer De Vries een slaaptablet?”), gaat de reanimatiepieper slechts om één reden: er gaat iemand dood. Nu.
Buiten adem meld ik me op de Spoedeisende Hulp. Daar wordt de gereanimeerde patiënt net van de brancard getild. De crashkamer staat vol mensen, van wie ik slechts een aantal ken. Hun taken zijn echter minutieus vastgelegd. De anesthesist zorgt voor een goede beademing, de intensivist plaatst de infusen, terwijl de SEH-arts als leider van het team alle informatie verzamelt en probeert te achterhalen wat er met de patiënt aan de hand is. Verpleegkundigen assisteren de artsen en dienen medicatie toe.
Mijn taak als assistent cardiologie is beperkt, maar cruciaal. Ik moet het hartfilmpje beoordelen op elevaties, het teken van een hartinfarct, één van de oorzaken van een hartstilstand. In dat geval moet ik direct de cardioloog bellen, zodat de patiënt een hartcatheterisatie kan ondergaan.
Na twee maanden op de afdeling cardiologie lukt het me aardig om een hartfilmpje te beoordelen. Maar op de crashkamer, met de alarmen van de hartmonitor, de gejaagde stemmen van artsen en verpleegkundigen en mijn eigen bonkende hartslag in mijn oren, vergeet ik alles wat ik de afgelopen weken geleerd heb. Het enige wat in mijn hoofd opkomt, is een rijtje vloeken.
“Zie je elevaties?” roept de SEH-arts.
Ik weet het niet. Ja, nee, misschien?
Ze grist het hartfilmpje uit mijn handen, maar haalt dan ook haar schouders op. “Misschien hier, maar het is niet zo duidelijk. Bel jij toch even de cardioloog?”
Even later loopt de cardioloog de crashkamer op. Na één blik op het hartfilmpje zegt hij: “Dit is een oud infarct. Geen reden voor catheterisatie.”
Ik kan wel door de grond gaan. Heb ik hem daarom van huis gebeld?
Hij ziet mijn blik en glimlacht. “Als er een nieuwe patiënt komt, bel je maar weer, hè?”
Gelukkig heeft hij ooit ook zijn eerste reanimatie meegemaakt en herinnert hij zich dat nog.